Op 2 oktober 1992 zag de regionale televisie in Nederland het levenslicht. Aan de wieg stond een trotse vader: Henny Everts, toen hoofdredacteur van RTV Oost.
Everts beschrijft in het boek Jongen van Kotte, dat hij samen met mediajournalist Peter Schavemaker schreef, zijn jeugd in een arbeidersmilieu in Hengelo. De wijk Kotte, waar hij werd geboren, was opgebouwd met puin van gebouwen die getroffen waren door geallieerde bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wit geschilderd, want dan zag je niet dat de huizen uit puin waren opgetrokken. “Hilversum, de wereld van radio en televisie, was voor ons ver weg, dat was buitenland,” herinnert Everts zich.
De jonge Everts solliciteerde zich een slag in de rondte, maar kreeg voortdurend nul op het rekest. “Ik moest nog in militaire dienst, daarom werd ik overal afgewezen.” Gelukkig was er één uitzondering. “Bij de VARA vonden ze het geen probleem.” Dus vertrok hij naar het verre Hilversum, om daar bij de boekhouding van de arbeidersomroep te gaan werken. Maar Everts wilde eigenlijk niet de salarisgegevens van omroepmedewerkers verwerken, hij wilde journalist worden. Hij kwam in contact met Erik Benschop van De Gooi- en Eemlander, die hem een kans gunde in de jongerenrubriek van de krant. Everts benutte de mogelijkheid om in de VARA-kantine omroepmensen te strikken en maakte zo interviews met onder meer Wim de Bie en Kees van Kooten, toen nog alleen bekend van de radio.
Radio Oost
Die eerste journalistieke stappen smaakten naar meer en Everts wilde programma’s gaan maken. “Met twee vrienden deed ik onder meer een voorstel voor een cabaretprogramma, maar de toenmalige chef van de jeugduitzendingen, Co de Kloet, wees dat af.” Everts vertrok bij de omroep, maar niet uit Hilversum. Hij ging werken voor de gemeentelijke Dienst Sport- en Jeugdzaken, onder leiding van Ab Goubitz, bekend van de ochtendgymnastiek op de radio. Maar ook bij de gemeente kwam zijn journalistieke carrière niet echt van de grond, daarvoor ging hij terug naar Overijssel, als sportverslaggever en sociaaleconomisch redacteur bij de Twentsche Courant. Het bleek niet zijn laatste stap te zijn. Een poging om hoofdredacteur van de krant te worden mislukte. “Ik was te links en ik was niet katholiek.” Everts pakte zijn biezen en ging werken voor Radio Oost, zoals de regionale omroep nog heette in het pre-televisie tijdperk.
Televisie
Van meet af aan wilde Everts de activiteiten van de regionale omroep uitbreiden met televisie. “Daar gingen we over brainstormen en ik ben gaan kijken in Engeland en Oostenrijk. Daar was regionale televisie heel normaal, dus waarom zou het hier ook niet kunnen? Maar mijn idee werd niet met gejuich ontvangen. De krant kreeg tientallen brieven. Televisie maakten we niet in Twente, ik wilde belastinggeld over de balk gooien werd me verweten. Intern was er ook weerstand, want ik wilde medewerkers en geld van de radio inzetten. “Je maakt Radio Oost kapot,” kreeg ik van de programmaleider en chef van de nieuwsdienst te horen.” Maar Everts zette door. “Mijn intuïtie was: het gaat toch lukken.”
Politiek gezien kreeg hij de handen op elkaar, dankzij steun vanuit het CDA en de PvdA, toen de grootste partijen, zowel landelijk als in Overijssel. Belangrijk, want wettelijk gezien mocht Radio Oost helemaal geen tv maken. “Er kwam toestemming voor een experiment voor drie jaar. Maar geen budget.” Het geld bleek een taai obstakel, zozeer dat zelfs de gedreven Everts op een gegeven moment begon te twijfelen. “Ik dacht dat ik mijn strijd had verloren, dat mijn droom in duigen viel.” Maar hij kreeg op het cruciale moment steun van de toenmalig Commissaris van de Koningin in Overijssel, Jan Hendrikx, die net als Everts geloofde in de toekomst van regionale televisie. “Hendrikx was voorzitter van de Raad van Commissarissen van de regionale energiemaatschappij EDON, later opgegaan in Essent. Hij regelde dat er een kabelheffing kwam van 50 cent per maand.” Everts kon van start, en na de film Het Verhaal van Kees, met onder andere Herman Finkers, die op 2 september 1992 bij wijze van proef werd uitgezonden, was er op 2 oktober ’92 de eerste eigen tv-productie, een nieuwsblokje.
Jonge Leu
Nieuws is nog steeds een pijler van regionale televisie, die inmiddels bij alle dertien regionale omroepen op het programma staat. Everts wilde meer dan alleen een nieuwsblokje op tv. De comedyserie Baas boppe Baas van Omrop Fryslân was de eerste regionale tv-dramaproductie, maar Everts was de drijvende kracht achter het nieuwe genre van de regio-soap. In 2005 startte Van Jonge Leu en Oale Groond. “Het was een megasucces. Ik had wel gedacht dat het zou aanslaan, maar dat het zo’n succes zou worden niet. Het werd een hype. Dat ligt natuurlijk in hoge mate aan Herman Finkers en Johan Nijenhuis.” Maar Everts zelf kreeg onder meer de financiering voor elkaar. “Je moet ervoor gaan en een beetje ondernemersgeest hebben, risico durven nemen. Je moet niet afwachten tot de subsidie rond is, maar ook andere geldstromen aanboren, zoals sponsors en adverteerders.”
Het Twentse succes kreeg ook elders navolging, maar niet voor lang. Dramaseries zijn bij de regionale omroepen verdwenen. “Er is geen geld voor zeggen ze,” constateert Everts, inmiddels al jaren gepensioneerd. “Ik had meer verwacht van de regionale televisie, niet alleen een nieuwsblokje en wat documentaires, maar meer soaps en discussieprogramma’s zoals we hadden met Leonie ter Braak en Carrie ten Napel. Alles is nu gericht op online, radio en televisie zijn op de achtergrond geraakt. De concurrentie is enorm. Maar dat betekent dat je juist onderscheidend moet zijn. RTV Oost heeft unieke radio- en televisiekanalen, die moet je benutten. Er wordt nu door de regionale omroepen nauw samengewerkt met de NOS. Maar je moet jezelf profi leren, ervoor zorgen dat je wordt gezien als een niet te missen product. Je moet werken vanuit bevlogenheid, risico’s nemen en spraakmakende presentatoren aantrekken.”
Het boek Jongen van Kotte, van Henny Everts en Peter Schavemaker, is uitgebracht door Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum, ISBN 978 90 2325 946 6, € 24,95.