Vijftien jaar geleden sprak ik hem in zijn Larense woning ter gelegenheid van de presentatie van zijn autobiografische notities: Band Loopt. En nu is hij op 99-jarige leeftijd overleden en daarmee werkelijk de laatste der Mohikanen. Want Ruud van Lieshout was een vooraanstaand en kleurrijk exponent van de lichting klanktechnici die – grofweg in de jaren ’50 – werd gevormd met namen als: Luc Ludolph, Ger Hali, Jos Ditmars, Dick van der Meer/MC-studio’s, Dick van Schuppen, Tony Dirne, Gé Voskuylen, Gé Bakker /GTB en André van de Water en dan vergeet ik er vast nog enkelen.
Begin jaren vijftig zocht de snelgroeiende en iets beter betalende platenbranche naar talent en technici. Veel van die mannen kwamen in het vak via het leger (Nederlands-Indië), de omroepen en de in 1947 als facilitair bedrijf opgerichte NRU (Nederlandse Radio Unie). Van Lieshout werd in het voormalige Nederlands-Indië opgekweekt als radiozendtechnicus, vanuit de NRU was hij als kortverband vrijwilliger gedurende drie jaar in de Gordel van Smaragd gestationeerd.
De Honingstraat in Hilversum
Mijn herinneringen aan Van Lieshout starten in 1968-1969. Hij was sedert 1966 chef van de Phonogramstudio aan de Honingstraat in Hilversum. In de jaren ’60 tekende zich al een krachtenspel af in de Nederlandse studiowereld en de techniek had het daar moeilijk mee, getuige vele anekdotes. De techniek moest meer en meer gezag prijsgeven aan producers en erger nog… aan het langharig ongewassen tuig, de popmusici en -solisten die zich van de toenmalige bazigheid van technici niet veel aantrokken.
Het waren de jaren dat natuurgetrouwe registratie geleidelijk aan veranderde in geluid maken. In de hoogtijjaren van de handige en creatieve producer Jack Bulterman (1909-1997) werd menige buitenlandse hit gecoverd door Nederlandse solisten en een berg freelancemusici. En de buitengewoon vaardige en snelwerkende arrangeur Bert Page liep zowat dagelijks binnen. Het opnamewerk werd verricht door een team van een tiental technici, terwijl Ruud van Lieshout en zijn all time secretaresse Jeannette Meijerink kantoor hielden op de eerste verdieping in het studiogebouw en de zaken regelden.
Respect bij medewerkers
Van Lieshout genoot los van zijn functie als chef intern respect omdat hij bij het werken in het theater zijn medewerkers letterlijk en figuurlijk de baas was. Die waren gewend om gerieflijk achter de regeltafel in de studio, met een kopje koffie onder handbereik, te werken. Maar op pad met een bestelbus vol loodzware apparatuur, het kwartiermaken in Carré, schouwburg of kerk vraagt om een andere aanpak. Honderden meters kabel, regieruimte in een bezemkast, kou, tocht, klimmen over zolders en door dienstruimten. En bovenal: geen koffie! En dat in een tijd dat er weinig bruikbare portable opnameapparatuur bestond.
Theater- en podiumdieren hebben zo hun eigen uitgesproken wensen en emoties. Daar wisten veel studiotechnici destijds moeilijk raad mee. Dat ging Van Lieshout zeer goed af en het Philipsarchief zit boordevol opnamen waarin hij op gezaghebbende wijze de hand had, van Paul van Vliet tot de Dutch Swing College Band (DSC). Vooral aan de oude stijljazz van DSC had Van Lieshout tientallen jaren tot op hoge leeftijd zijn hart verpand.
De lijst van Van Lieshout-vertrouwelingen is erg lang en loopt van The Blue Diamonds via het fameuze meisjeskoor Sweet Sixteen en Pro Musica naar de grote cabaretiers en een keur aan nationale en buitenlands talent. Maar ook de zangeres Aafje Heynis en de organist Feike Asma. Dat waren goedverkopende projecten die de klassieke Philips-poot in Baarn dirigeerde naar Hilversum, omdat een ‘andere’ sound werd verlangd.
Al die effectapparatuur
Zijn generatie had niet veel op met de overmaat aan effectapparatuur die vanaf de jaren ‘60 de studio’s werd ingesjouwd. Er was zelfs een technicus die stiekem een zelfgebouwde compressor/ limiter gebruikte tot vreugde van de popmusici die al waren blij gemaakt met judomatten op de vloer ter demping van de akoestiek. Glansrol was – in 1968! – weggelegd voor uw scribent die opdracht kreeg om op een plankje lamphouders te monteren om daarin drie gekleurde (Philips!) persglaslampen te schroeven. Dit ter verhoging van de sfeer in de studioruimte. Dat was een van de weinige concessies van de techniek aan de muziek. Het was de periode dat creatieve ‘pop’-producers zoals Hans van Hemert steeds meer – aanvankelijk listiglijk – de techniek hun wensen oplegden.
De Phonogramstudio aan de Honingstraat lag dan bij popmusici wel weer een lengte voor op de concurrentie omdat een cola-automaat (zelf betalen) en een tafelbiljart tot de inventaris hoorden, terwijl muzikanten ’s woensdags op de weekmarkt vlakbij een bokkinkje konden scoren.
Kleurrijke memoires
Van Lieshouts kleurrijke memoires getuigen van de bijzondere contacten die hij in de periode 1950-1980 opbouwde met cabaretiers en musici die in onzekere momenten in de eenzaamheid van studio, podium of kerkruimte in hem een solide steun vonden. Door de groter wordende invloed van producers werd de techniek geleidelijk de leiding over de opname ontnomen. Gelukkig biedt zijn boek Band Loopt een macht aan informatie over ‘zijn tijdperk’ en de vele tientallen Nederlandse artiesten met wie hij werkte.
Nadat in 1978 de Honingstraat werd ingeruild voor de Wisseloordstudio’s stond Van Lieshout aan het hoofd van een kostbaar opgezet studiobedrijf van internationale allure. Daar werd hij – zoals dat gaat – meer en meer generalist en namen andere mensen het studiowerk over, alhoewel hij tot op hoge leeft ijd speciale projecten naar zich toeschoof.
Anno 2023 is de grote golf van tientallen studio’s en studiootjes in ons land zowat verleden tijd. De natuurgetrouwe registraties van het era- Van Lieshout zijn voornamelijk op compilatie-cd’s te horen. En zijn boek Band Loopt getuigt ook van de vele melige moppen die onvermijdelijk het vak kruidden en die zijn memoires uitgesproken informatief en leesbaar maken. Postuum aanbevolen!