Een enthousiaste, bevlogen, ambitieuze en ideeënrijke man, die niet schroomde om bepaalde succesvolle denkbeelden van anderen voor zichzelf te gebruiken onder het mom ‘beter goed gejat dan slecht verzonnen’. Tevens een workaholic die werklust en opportunisme in positieve zin met elkaar combineerde.
Toubers oorspronkelijke naam Robert Jacobus Noordervliet had hij al aan het begin van zijn loopbaan in Frankrijk verruild voor de achternaam van zijn moeder. Na de middelbare school raakte hij in de ban van de film (figurant in Franse producties) en toneel. Vervolgens ging Touber een aantal jaren op tournee met een eigen cabaretgezelschap door het buitenland. Terug in Nederland kwam hij door zijn werk als journalist voor het Algemeen Handelsblad (tv-rubriek) en het weekblad Televizier in contact met Hilversum. VPRO-directeur Arie Kleywegt benaderde hem met het aanbod om gedurende drie maanden een regieopleiding te volgen. Hij maakte naam als regisseur van showpramma’s rond bekende Nederlandse sterren als Adèle Bloemendaal, Gerard Cox, Boudewijn de Groot en Jenny Arean.
Samenwerking met podiumkunstenaars
Aanvankelijk stond Touber zelfs achter de radiomicrofoon, want eind 1961 maakte hij deel uit van Alle gekken kijken van Jaap van de Merwe. Vier jaar later volgde zijn debuut als regisseur voor de Nederlandse televisie in De vriendelijkste kerel van de wereld. In dit zwart/witprogramma werd tekstschrijver Jaap van de Merwe geassisteerd door Adèle Bloemendaal. De volgende muziekproductie had als thema melodieën van Kurt Weill. Dora Paulsen, Milly Scott en Adèle verschenen in de huiskamer. Bij collega-omroep AVRO waren inmiddels problemen gerezen rondom Adèle Bloemendaal. Producent Jef de Groot en regisseur Bob Rooyens kregen ruzie in een gesprek als vervolg op een eerder uitgezonden AVRO-productie met de hoofdpersoon. Rob Touber stapte in dit vacuüm. Vervolgens zou Bloemendaal – de populaire, eigenzinnige cabaretière met haar typerende klokkende, nasale lach -meerdere tv-producties met deze regisseur maken, zoals in november 1966 de cabaretproductie getiteld Glimlachen in de goot (VPRO) waarin onder andere Jaap van de Merwe, Jenny Arean en Tante Leen optraden.
Intermezzo
Na twee jaar verliet Touber in mei 1967 de VPRO voor een baan als eindredacteur bij de gecombineerde Televizier-AVRO-bode. Bij zijn vertrek kondigde Touber aan, dat hij zeker nog regelmatig als freelancer voor de omroep werk zou verrichten. Vervolgens verzorgde hij producties rond popzanger Rudy Bennett en The Motions. In oktober 1967 gevolgd door een show met Boudewijn de Groot onder de titel Picknick. De opnamen van Mozarts mini-opera Bastien et Bastienne dateren uit dezelfde periode.
De producties volgden elkaar in moordend tempo op. In juli 1968 kwam de show Ina rond Ina van Faassen op de buis. In februari 1969 regisseerde hij het kijkspel De G van Genis, een show gebaseerd op het thema ‘gevangenis’, waarin Gerard Cox een liedje zong over een moordenaar. Een maand later maakte Touber Transit met de Duitse actrice/ zangeres Hildegard Knef als ster en Willem Nijholt als extra attractie. Vervolgens deed hij een special rond popzangeres Madeleine Bell. Deze productie in kleur werd overigens door de VARA uitgezonden. Aansluitend voor de VPRO een productie met Jenny Arean, Jacco van Renesse en Willem Nijholt. Het jaar 1969 besloot Touber met opnamen over het befaamde Duitse cabaret Das Kom(m)ödchen (VPRO).
Van 1970 tot 1972 regisseerde Touber een aantal afleveringen van Het oproer kraait voor de VARA met cabaretier Jaap van de Merwe als tekstschrijver. Onderwerp was de geschiedenis van het rebelse lied, namelijk socialistische strijdliederen door de eeuwen heen. Van 1968 tot 1975 werd een gelijknamige radioversie uitgezonden.
Zanger/producer Touber
Naast zijn tv-activiteiten was Touber ook als producer actief binnen de fonografie. Zo maakte hij in 1959 deel uit van de Nederlandse equipe bij het Songfestival in Knokke. Hij had als zanger ervaring, want in de periode 1959/61 nam hij in de studio Nederlandstalige singles op. Als producer was hij betrokken bij de productie van een groot aantal langspeelplaten, onder andere van Rosita Bloom. Voor dit doel benutte hij contacten met artiesten, die in zijn shows optraden. Voorts was hij twee keer leider van de Nederlandse zangploeg op het Songfestival in de Belgische badplaats Knokke. Tot een derde maal zou het niet komen, want in november 1970 haakte hij af.
Ook was hij als opdrachtgever betrokken bij het door Lennaert Nijgh geschreven nummer Ik doe wat ik doe, oorspronkelijk uitgevoerd door Jenny Arean. Na de scheiding van haar echtgenoot besloot Astrid Nijgh het nummer op te nemen; de single bereikte de zesde positie in de Nederlandse top veertig.
De jaren zeventig
Voor de VPRO verzorgde hij als freelancer een show rond Lia Dorana en voor de AVRO De André van Duin Show. Ook maakte hij een special in Japan met Wim Sonneveld als middelpunt. Op Oudejaarsavond 1970 bracht de VPRO Carte Blancheshow (deel 2), een titel die letterlijk genomen moet worden. De zendgemachtigde verleende Touber volledig de vrije hand bij deze productie. Een keur aan kleinkunstenaars verscheen voor de camera. Het hoofdthema van de show was De Kus in al zijn facetten.
In het seizoen 1972/73 verzorgden samenstellers Wim Ibo en Touber een zestal afleveringen van Van wie is die tekst? (VARA). Ook maakte hij gebruik van een kortstondig verblijf in Nederland van de militante Griekse actrice en zangeres Melina Mercouri om rond haar een item te maken. Eveneens voor de VARA regisseerde hij een one-woman-show rond Conny Stuart. Aangezien enkele scènes nog opgenomen moesten worden, vond de uitzending – onder de titel Conny in de ban der camera’s (VARA) – pas in het voorjaar van 1974 plaats.
Conflicten
Een aantal malen in zijn loopbaan ontstonden problemen rondom deze kleurrijke regisseur. De eerste keer was in februari 1969 met als resultaat, dat de overeenkomst tussen KRO en freelanceregisseur Touber werd verbroken. Vermoedelijke reden voor Jos van der Valk (waarnemend chef tv-amusement) was het feit dat Touber “niet exclusief” zijn werkzaamheden voor de omroep verrichtte, een opmerkelijke gedachtegang wanneer men bedenkt, dat een tijdelijk dienstverband normaliter meer mogelijkheden biedt.
De tweede maal was in 1971 toen de VPRO weigerde om opnamen van Adèle Bloemendaal zittend op een olifant uit te zenden. Het verweer van de zendgemachtigde was, dat Touber te weinig van de armoede in India liet zien. Touber op zijn beurt sprak van “paternalisme en onwil” aan de kant van de VPRO en weigerde nog langer voor deze omroep te werken.
In het voorjaar van 1973 was er een rel rondom de inzending van het Gouden Roos Festival in Montreux. De in opdracht van de Duitse televisie gemaakte productie rond zangeres Elis Regina vond namelijk geen doorgang. De Braziliaanse regering verbood een bepaalde niet welgevallige passage. Nadat Touber geweigerd had om deze scène te schrappen, werd de inzending teruggetrokken.
Niet alleen bij zendgemachtigden, ook bij relaties met wie hij jaren samenwerkte, wekte het gedrag van Touber soms wrevel op. Bijvoorbeeld bij tekstschrijver Jaap van de Merwe vanwege de aftiteling van een productie in West-Duitsland. Een enkele maal besloten omroepen bepaalde in hun ogen controversiële liedjes niet uit te zenden. Zo censureerde de AVRO in december 1970 een viertal liedjes van Jaap van de Merwe voor zijn show Cabaret 70. Deze vorm van zelfcensuur was overigens een meer voorkomend verschijnsel in die jaren.
Rivaliteit en teamwerk
Terwijl zijn iets jongere collega-regisseur Bob Rooyens eind jaren zestig grote triomfen vierde met zijn visuele vondsten in West-Duitsland voor WDR en ZDF mocht Touber, omdat eenoog koning was in ons land, voor de publieke omroep meerdere producties verzorgen. Hierdoor nam zijn populariteit toe. Een reden voor hem om ook over de grens te kijken. Zo produceerde hij voor onze oosterburen onder andere Musik macht gute Laune.
In een interview met de Volkskrant uit 1969 werd hem de vraag gesteld wie nu van de ‘angry young men’ het best het vak van regisseur beheerste. Touber antwoordde: “Ik vind Bob Rooyens natuurlijk de beste. Ik vind hem geweldig interessant”. Wel was Touber van mening dat hij een betere producer was. Touber hechtte grote waarde aan een ploeg met specialisten om zich heen, bijvoorbeeld Ellen Jens (regie-assistente/ scriptgirl), Peter Rump (editor), Roland de Groot (decorontwerp), Guus Vleugel of Jaap van de Merwe (tekstdichters). Wanneer De Groot bijvoorbeeld bezet was vanwege andere activiteiten, zette de NTS/ NOS collega’s als Freek Biesiot of Mia Schlosser in. Touber stond er bekend om zelfs op de studiovloer te improviseren.
Workaholic
In de jaren zestig van de vorige eeuw regisseerde duizendpoot Touber vele televisieproducties. De lijst is te lang voor deze publicatie (meer dan 175 producties). Hij werkte samen met diverse binnen- en enkele buitenlandse artiesten. Naast televisie was hij ook actief voor de platenindustrie als producer. Incidenteel werkte hij ook voor de radio, bijvoorbeeld een zesdelige serie over de schrijver Gerard Reve (VARA).
De hoge productiesnelheid in combinatie met zijn instelling stelde echter zeer hoge eisen aan Toubers gezondheid. Om als astma-patiënt toch op de been te blijven, gebruikte hij regelmatig pepmiddelen. Deze combinatie werd Touber tenslotte fataal. Tijdens de repetities voor een aflevering van de Adèle Bloemendaalshow kreeg hij een hartaanval; op weg naar het ziekenhuis overleed Touber. Een vergelijking met de befaamde goochelaar Tommy Cooper ligt voor de hand. Alleen stierf deze Britse komiek met de fez voor en niet achter de camera. Als hommage zond de VPRO in 2005 de documentaire Televisie tot de dood er op volgt – Rob Touber (1936-1975) uit. In deze uitzending blikken mensen, die met hem hebben samengewerkt, terug op zijn persoon en manier van werken.
Foto: V.l.n.r. Jaap van de Merwe, Jenny Arean, Gerard Cox en Rob Touber, 1971 (Anefo)
Podcast De Rob Touber Sound
Frank Jochemsen en Jim Immig zijn al drie jaar op zoek naar de liedjes uit de legendarische televisieshows van Rob Touber. Touber, die ook platen produceerde, liet de artiesten niet live tijdens de opnamen zingen. De liedjes werden van te voren opgenomen op audio-tapes om perfect geluid te garanderen. Terwijl veel televisie-uitzendingen van Touber verloren zijn gegaan, bleken er verrassend veel tapes bewaard gebleven. In een podcast die in april werd gelanceerd delen de audio-onderzoekers hun bevindingen en reconstrueren ze de ‘Rob Touber Sound’. Ze speurden in diverse archieven, zoals het Nederlands Jazz Archief, bij de Theatercollectie van het Allard Pierson Museum, Muziekschatten.nl, in de persoonlijke archieven van componist Ruud Bos, entertainers Jenny Arean en Gerard Cox en in de nalatenschap van Rob Touber zelf. Nu hebben ze enkele honderden ‘vergeten’ liedjes teruggevonden van artiesten als Rob de Nijs, Liesbeth List, André van Duin, Adèle Bloemendaal, Jenny Arean en Gerard Cox, Boudewijn de Groot, Wim Sonneveld, Leen Jongewaard, Willem Nijholt, Hetty Blok, Michel van der Plas, Drs. P, Jaap van de Merwe, Lennaert Nijgh en Jules de Corte. De uitvoerenden werden begeleid door orkesten ‘van onder anderen’ Ruud Bos, Rogier van Otterloo, Herman Schoonderwalt en Bert Paige. De podcast is vanaf 19 april te beluisteren via diverse podcastplatforms.
Jan Jaap Kassies