Toen Cor Gout in 1994 aan het monteren was voor het radioprogramma De Andere Wereld van Zondagmiddag, keek hij naar buiten en zag een oudere heer met een hoedje lopen. In zijn dagboek noteerde hij deze herinnering aan Herman Stok, de eerste Nederlandse dj, die onlangs is overleden.
Monteren in audiocentrum 1, bijzonderlijk in één van de radiokamers met uitzicht op de promenade, die van de parkeerplaats naar de ingang van het studiocomplex voert, is een ware lust. Niet alleen omdat het monteren van uitzendbanden een plezierige en creatieve bezigheid is, vergelijkbaar met het mixen van een grammofoonplaat, maar ook vanwege het uitzicht op het va-et-vient van radiomedewerkers en studiogasten.
De celebrity nadert Hilversum Boulevard, gaat de brede betonnen trap op, nu in het volle licht van de schijnwerpers, paradeert over het pad, gedekt met tegels van natuursteen en gelegen tussen de recht vooruitstekende flanken van het gebouw, uit de wolken klaroengeschal, vertraagt zijn tred aan het eind van de wandelweg en treft daar het welkomstcomité aan de deur, complimenteuze bewoordingen en bewonderende blikken. Zo zie je het voor je wanneer je vermoeide geest in de stand ‘grand guignol’ is blijven steken. Realiteit is wel dat ze je aandacht blijven wekken, de flaneurs tegen wil en dank. Wie is het die daar voorbijkomt? O die? Aha, mmm, ach nee, tja.
Zo passeerde hier vanmiddag een wat oudere man met een mal hoedje (4 x flop), een beige sportjack (2 x top, 2 x flop, de beslissing ligt nu bij het publiek) en een grauwe linnen tas met geluidsdragers (4 x top). De technicus, in zijn (nog vrij) jeugdige onschuld, herkende de voorbijganger niet, maar bij mij toeterde en belde de herkenning fortissimo. Daar ging good old Herman Stok, begin jaren zestig schrijver van pop-artikeltjes in de Katholieke Illustratie, van 1961 tot 1970 presentator van het radioprogramma Tijd Voor Teenagers en van 1961 tot 1965 gastheer bij het televisieprogramma Top of Flop, de Nederlandse versie van het Engelse Jukebox Jury. In de periode 1961-1967 prijkte hij in de poppolls van muziekbladen steevast op de eerste plaats in de categorie ‘disc-jockeys’, tot de Veronica-golven zelfs hem overspoelden.
Baanbrekend
Het VARA-halfuurtje (later -uurtje) Tijd voor Teenagers, dat op 11 september 1959 voor het eerst de ether in knalde, was baanbrekend doordat het de teenagers een vorm en een inhoud bood waarmee zij zich konden vereenzelvigen: “Five, four, three, two”, telde een metalen raketstem, waarna de “one” opging in Catarina Valente’s versie van Once I had a secret love, dat op zijn beurt naar de achtergrond werd gedrongen door een stem die met verheffing de tekst “Tijd voor Teenagers, met stijgende sterren van vandaag en morgen” voordroeg. Tot dan toe was de adolescent, juist ook in medialand, opgevat en benaderd als een volwassene in opleiding. Nu was zijn tijd als teenager aangebroken.
De aanvankelijke presentator Dick Duster, een pseudoniem voor hoorspelkernacteur Dick van ‘t Sant, moest ondanks zijn aangenaam aura na twee jaar wijken voor Herman Stok, die voordien het buitenwerk voor het programma had verricht. Herman was niet meer te stuiten, sinds hij met zijn televisieprogramma een popidool was geworden. Waar hij ook opdook werd hij herkend of raakte hij zelfs in het nauw, want regelmatig kwam het voor dat er een horde tieners op hem afstormde.
Kritisch en benepen
In het pre-Veronica-tijdperk was Tijd voor Teenagers een programma dat hits kon creëren (Kom Van Dat Dak Af van Peter and his Rockets in 1960, Brandend Zand van Anneke Grönloh in 1963), aandacht kon vestigen op niet zo heel erg voor de hand liggende popmuziek (Jaap Fischer en Boudewijn de Groot in hun chanson-periodes) en zich dwars opstelde wanneer een nummer overmatig commercieel (Ria Valk’s Bam Bam Boe) of hypocriet (Cowboy Gerard’s Het Spel Kaarten) werd bevonden. Maar die kritische inslag, op zich lofwaardig, uitte zich ook wel in benepenheid. De ruwe randjes van de rock’n’roll werden met name door Stok niet altijd op hun merites beoordeeld. Ik herinner mij een aankondiging van een nummer van Conway Twitty. Het moet in de nazomer van ’61 zijn geweest. Twitty had zojuist de single Is A Blue Bird Blue uitgebracht, een prachtig nummer in mijn oren, maar blijkbaar een bron van ergernis voor Herman Stok. Hij zou een stukje opzetten. Het intro, Twitty’s machtige stem in de eerste coupletten en dan het van hem bekende raspen in de keel als inzet van het refrein. Op dat moment onderbrak Stok het nummer en hief hij een klaagzang aan over de slechte smaak van deze zanger, die zijn stem misbruikte en ons met dierlijke geluiden opscheepte die de naam van zang geenszins mochten dragen. “Als het zo moet, dan hoeft het voor mij niet”, huilde Stok in de microfoon. “Nou, vooruit, nog één keer en dan nooit meer!” Opnieuw het fragment van de grommende Twitty, nu gevolgd door het geluid van de naald die hardhandig van het vinyl wordt verwijderd en daarna de aankondiging van de volgende plaat.
En daar loopt hij dan, niet meer zo parmantig als toen, maar nog altijd goed rechtop, van rechts naar links langs het raam van de studio, met een mal hoedje op zijn hoofd, een sportjack om zijn frêle bovenlijf en een linnen platentas over zijn schouder: Herman Stok, in vroeger dagen dompteur.
Foto: Herman Stok in 1968 Fotograaf: Ron Kroon/Anefo