“Kom meneer Visser, wij gaan de omroep beginnen” Een monument voor omroeppionier Roelof Visser

Bij de term ‘omroeppionier’ denken we doorgaans aan mannen als Corver, Idzerda en Vogt. In dat rijtje ontbreekt ten onrechte de naam Visser. Met een rijk geïllustreerd en goed gedocumenteerd boek over hem heeft zijn zoon Wim Visser zijn vader alsnog de vooraanstaande plaats in de Nederlandse omroepgeschiedenis gegeven die hem toekomt. Een monument voor radiotechnicus Roelof Visser in boekvorm.

Roelof Visser, geboren op 21 maart 1892 in Amsterdam, ging als jongen van 14 naar zee: hij nam dienst bij de Koninklijke Marine en ging varen op De Zeven Provinciën, de kruiser waarop later, in 1933, een muiterij zou uitbreken. In 1913 keert Visser tijdelijk terug naar Nederland om de opleiding tot radiotelegrafist te volgen. Hij blijkt technisch begaafd te zijn, en voltooit de opleiding in de helft van de tijd. Zoon Wim: “Hij was een natuurtalent, hij blonk echt uit”. In 1918 reist Roelof Visser naar Bandoeng.

Directeur De Groot van de Nederlands-Indische PTT wilde proberen om daar vandaan met een zender Nederland te bereiken. Hij had de marine gevraagd de twee beste radiotelegrafisten te sturen. Die zouden dan met een ontvangstapparaat op De Zeven Provinciën via het Panamakanaal naar Nederland varen, om onderweg te kunnen vaststellen tot hoever de zender bij Bandoeng reikte. In Bandoeng komt Visser voor het eerst telegrafist Willem Vogt tegen.

Op de reis terug naar Nederland geeft Visser voor het eerst blijk van zijn enorme technische vernuft en probleemoplossend vermogen. Tussen Haïti en Cuba verliezen ze het radiocontact met Bandoeng. Visser weet door op een andere golflengte af te stemmen het signaal toch weer op te vangen. Dat is tegen het zere been van zijn meerdere, die hem had verboden aan de knoppen te zitten. Visser wordt van zijn taak ontheven, bouwt vervolgens zelf een houtje-touwtje ontvanger, bewijst zijn gelijk en wordt in ere hersteld. “Ik vraag me nog af hoe hij al die kennis van radiotechniek heeft vergaard zonder studie in die richting”, zegt zijn zoon, zelf wel tot radiotechnicus opgeleid. “Hij las altijd alles op dat gebied, maar toch.”

NSF
In Nederland wordt het ontvangstapparaat van De Groot opgesteld in de Blaricummer Meent in een hut op palen, de Zuiderzee overstroomt het gebied regelmatig, waar Visser naar Bandoeng blijft luisteren. NSF-directeur Dubois komt geregeld bij hem langs, want de verbinding met Bandoeng heeft zijn interesse. Onder de indruk van de kennis van Visser, haalt Dubois hem over om voor de NSF te gaan werken. “Hij zei tegen mijn vader: Kom meneer Visser, wij gaan de omroep beginnen. En zo kwam mijn vader bij de NSF terecht”, aldus zoon Wim.

Bij de NSF blijkt Visser in zijn element. Hij zet onder meer de zender bij de effectenbeurs in Amsterdam in elkaar (zonder handleiding!), en haalt persbureau Vaz Dias over om langs die weg nieuwsberichten in code door te geven aan abonnees, de eerste vorm van radionieuws. Visser is daarnaast betrokken bij de bouw van de eerste NSF-zender, bedoeld voor het uitzenden van omroepprogramma’s. Intussen is Willem Vogt in 1920 tijdens een verlof in Nederland terug. Vogt stuurt Visser enkele brieven, waarin hij vraagt om hulp bij het vinden van “een baantje op radiogebied” bij de NSF. “De fabriek gaat goede tijden tegemoet, dus wie weet”, aldus Vogt in een brief van 21 april 1920. Op voorspraak van Visser komt Vogt bij de NSF. Hij wordt hoofd van de exploitatieafdeling en dus de chef van Visser.

In 1923 komt de NSF-omroepzender in de lucht, na een periode van proefuitzendingen, waarbij Visser soms niet alleen als technicus fungeert, zoals blijkt uit een interview met hem in Algemeen Handelsblad (1 november 1969): “Ik riep ook wel ’s om, maar dat was niet mijn job. Soms heb ik wel eens gedacht dat ik beter vóór de microfoon kon gaan staan dan erachter, want daar was meer te verdienen.” Dubois draagt Vogt op om op zondagavonden in te springen als omroeper. Tot ongenoegen van Vogt, aldus Visser in het interview met Algemeen Handelsblad: “Hij (Vogt, red.) stond toen naast me en ik hoor hem nòg kankeren: Verdomme, moet ik mijn vrije zondagavond opofferen”.

Visser is in 1923 ook verantwoordelijk voor een technisch hoogstandje: lijnuitzendingen op locatie. Dankzij de lijnapparatuur van Visser was vanaf elke locatie met een telefoonlijn verbinding te maken met de NSF-zender, een belangrijke doorbraak voor bijvoorbeeld verslaggeving.

NRU
Roelof Visser raakt in de jaren die volgen betrokken bij de bouw en technische inrichting van de omroepstudio’s in Hilversum, onder andere die van de AVRO, waar Vogt inmiddels directeur is. In 1941, tijdens de Tweede Wereldoorlog dus, stapt Visser over naar de genazificeerde Nederlandsche Omroep als plaatsvervangend chef omroeptechniek. Hij houdt daar technici uit de wind, die bij het verzet zijn betrokken. Na de oorlog komt Visser bij de NRU en wordt hij studiochef bij de AVRO. Visser, rechtlijnig van karakter, komt in 1954 in conflict met zijn baas, Huydts, over tekortkomingen in de nieuwe controlekamer van AVRO Studio 1. Zijn collega-technici gaan pal achter Visser staan, dreigen met een staking en voorkomen dat hij wordt geschorst. In 1957 gaat Visser met pensioen, in 1969 overlijdt hij.

“Mijn vader was een bescheiden man, hij was geen opschepper”, verklaart zoon Wim het gebrek aan erkenning van Vissers verdienste. Met zijn boek heeft hij zijn vader alsnog de plaats bezorgd die hem toekomt.

Wim Visser: Roelof Visser – Pionier van de Nederlandse omroeptechniek, uitg. Wim Visser, te bestellen via Roelofvisser.nl, ISBN 97894-6421-163-4, € 29,95.

gerelateerde artikelen