Zijn eerste televisiekarweitje dateerde van 1970, toen Joop van den Ende achterin de twintig was en aan het hoofd stond van een onaanzienlijk theaterbureautje.
Een van de artiesten die hij aan de theaters trachtte te slijten, was Ted de Braak die in diezelfde tijd bij de NCRV bekend stond als presentator van het maandelijkse meezingprogramma Met liedjes het land in. En bij de organisatie van die rondreizende show kon producer Dick van den Ende (geen familie) wel wat hulp gebruiken – bijvoorbeeld bij het zoeken naar bruikbare podia in alle uithoeken van het land. Zijn jeugdige achternaamgenoot wilde die taak graag op zich nemen. Jaren later vertelde Joop van den Ende hoe zijn speurtocht naar de goedkoopste locaties in zijn werk ging: “Ik ging dan met zo’n meestal kleinere gemeente praten, in de trant van: u hebt een nieuwe sporthal – als u daarin een podium kunt bouwen, dan komt de tv opnamen bij u maken.”
Met de NCRV sprak hij intussen af dat hij de opbrengst van de kaartverkoop op zo’n locatie in eigen zak mocht steken – doorgaans enkele duizenden guldens. Maar nog veel belangrijker was het feit dat hij daardoor veel praktische kennis opdeed over het produceren van een tv-show: “Ik zag hoe zo’n programma operationeel in elkaar zat, leerde een draaiboekje maken, zag de opnameleider aan het werk en ging me er steeds meer mee bemoeien. Zo heb ik in de praktijk geleerd hoe een tv-show wordt gemaakt.”
Het televisiedebuut van de nu 80-jarige superproducent kreeg echter niet meteen een vervolg. De omroep vertoonde in die dagen alle trekken van een bastion dat zelden buitenstaanders toeliet. En dat gold eens te meer voor een jongen uit een Amsterdams arbeidersgezin die niet veel verder was gekomen dan de Lagere Technische School. Maar toch hield hij ijzerenheinig vol: “Ik wilde er bij horen, bij de tv, maar het lukte niet, heb overal gesolliciteerd, maar het ging gewoon niet.”
Schaep
Het zou nog twee jaar duren voordat Joop van den Ende serieus emplooi bij de televisie kreeg. Dat vloeide voort uit zijn ervaring met het organiseren van kindervoorstellingen. Als zo’n voorstelling werd gekoppeld aan een populaire tv-titel of een geliefde tv-held (neem Batman, neem De Fabeltjeskrant), kon hij altijd rekenen op extra kaartverkoop. En dat bracht hem in de loop van 1972 op het idee een theatermusical te maken op basis van ’t Schaep met de 5 Pooten – het grote tv-succes dat al na één seizoen door de KRO moest worden stopgezet wegens heftige heibel tussen de acteurs, de schrijver en de regisseur. Die theaterversie is er nooit gekomen, maar leidde wel tot iets anders. Eli Asser, de schrijver van ’t Schaep, bracht Van den Ende in contact met Warry van Kampen, toenmalig amusementschef van de KRO. “Als jij die mensen weer bij elkaar kunt krijgen”, beloofde Van Kampen, “dan laat ik hun nieuwe serie door jou produceren.”
Citroentje
Dat bleek een baanbrekende toezegging te zijn. In die dagen produceerden de omroepen immers bijna alle programma’s in eigen huis – met de meeste producers en regisseurs als werknemers in vaste dienst. Bij hoge uitzondering kwam er weleens een filmpje van een zelfstandige documentairemaker voorbij, of een door René Sleeswijk geproduceerde registratie van een Snip & Snap-revue, maar verder was de buitenproducent in Hilversum een goeddeels onbekend fenomeen. En dat ging nu veranderen. Met tomeloze geestdrift – en in jeugdige overmoed – wist Van den Ende bijna het hele Schaep-team weer op één lijn te krijgen en Van Kampen hield zijn woord. Het resultaat, de nieuwe serie Citroentje met suiker, verscheen in oktober 1972 voor het eerst op het scherm.
Van Duin
Aldus de eerste mijlpaal in de televisiecarrière van Joop van den Ende. De tweede kwam twee jaar later en had eveneens veel voeten in de aarde. Sinds een paar jaar produceerde hij een theaterrevuetje met de aanstormende komiek André van Duin – een onstuimig groeiend kassucces dat volgens de producent hoognodig op de televisie moest komen. Net als Snip & Snap. De meeste omroepen wilden er echter niets van weten. Veel te grof, veel te lawaaiig. Alleen de NCRV leek geïnteresseerd en kwam opnamen maken. Maar toen regisseur Dick van ’t Sant de montage aan de programmaleiding vertoonde, bleek dat diverse kwinkslagen niet door de beugel zouden kunnen. Een zinnetje als “stop die slang maar bij die weduwe tussen de deur, die heeft er meer behoefte aan” zou de achterban van de NCRV ernstig tegen het hoofd stoten.
Van den Ende besloot hoog spel te spelen. In samenspraak met André van Duin en diens tegenspeler Frans van Dusschoten weigerde hij zulke toespelingen uit de montage te verwijderen. In plaats daarvan klopte hij aan bij Cees den Daas, amusementschef van de TROS, die nog maar enkele jaren eerder was opgericht als de omroep voor het grote publiek. Den Daas bekeek de beeldband met groot genoegen, bezocht een theatervoorstelling om Van Duins populariteit ook eens te ondergaan in een overvolle zaal met schaterlachend publiek, en nam de rechten voor een luttel bedrag over van de NCRV. De opname werd uitgezonden in het najaar van 1974 en leverde al een jaar later een Televizierring op – de eerste van de elf ringen die Van den Ende in de loop der jaren in de wacht heeft gesleept.
Zo werden ’t Citroentje en André van Duin de eerste belangrijke pijlers van het snel groeiende bedrijf dat zich op de aftiteling liet vermelden als Joop van den Ende Theaterproducties – een merkwaardige naam voor een tv-producent. Alsof de naamgever wilde benadrukken dat zijn hart ondanks de tv-successen toch nog bij het theater bleef liggen. “Ik vind het leuk om televisieproducties te maken”, luidde zijn credo, “maar als ik zou moeten kiezen tussen televisie en theater, zou ik altijd voor theater kiezen. Televisie is zo vluchtig. Je bent een hele tijd met iets bezig en in een uurtje is het weg. Theater draait een heel seizoen, dan kan je nog eens bekijken wat je maakt.”
Combinatie
Televisie en theater vormden in zijn bedrijf een geslaagde combinatie. Het belangrijkste voordeel was dat de vooraf verzekerde opbrengsten van zijn tv-producties hem in staat stelden voor zijn theaterproducties hogere budgetten uit te trekken dan collega-producenten die het zonder tv-inkomsten moesten stellen. En verder was het geen toeval als acteurs die in een van zijn toneelproducties speelden, in diezelfde periode ook in een panelshow te gast waren. Andere producenten, die uitsluitend in het theater actief waren, spraken weleens met jaloezie over die kruisbestuiving. Joop van den Ende laat zijn theaterhobby financieren door de televisie, zeiden ze. Maar is daar iets op tegen?
Zijn dochter Iris van den Ende (32) vindt blijkbaar van niet. Met haar bedrijf MediaLane treedt ze dezer dagen immers met succes in vaders voetsporen. Voor de televisie produceert ze programma’s als het satirische Even tot hier, het muzikale Matthijs gaat door, de zangwedstrijd Aria en alles wat Paul de Leeuw en Ivo Niehe willen maken. Terwijl ze dit voorjaar in de theaters staat met de musical Diana & Zonen. Maar dit terzijde.
60.000 uur tv
In totaal heeft Joop van den Ende volgens een ruwe schatting 60.000 uur televisie gemaakt. Het is onbegonnen werk al die programma’s te noemen. Zelfs een beknopte opsomming is al niet te maken. Zijn werk liep uiteen van grote dramaseries als Dagboek van een herdershond, De fabriek en Vrouwenvleugel, de politieserie Bureau Kruislaan en de vele verschijningsvormen van André van Duin tot glitterspektakels als de Playback Show, de Surprise Show, de 1-2-3 Show, de Honeymoon Quiz en het door Mies Bouwman gepresenteerde In de hoofdrol. En dat is nog maar een fractie van het onafzienbare tv-oeuvre dat hij op zijn naam heeft staan. De groei was niet te stuiten. En zeker niet toen zijn bedrijf eind 1983 een leegstaand veilinggebouw in Aalsmeer in gebruik ging nemen. Daar hoefde hij niet langer afhankelijk te zijn van de bureaucratisch verdeelde faciliteiten van het vigerende omroepbestel. Hij zette er een eigen facilitaire organisatie op touw, die de naam Studio Aalsmeer kreeg. Dagelijks wapperde daar een andere omroepvlag op het dak. Als er een 1-2-3 Show werd gemaakt, zag het toestromende studiopubliek een KRO-vlag in de mast. Op de dag van de Showbizz Quiz hing er een TROS-vlag. En op de dag van Wedden dat…? werd er een AVRO-vlag te voorschijn gehaald.
Tv10
Maar daar kwam abrupt een eind aan, toen Van den Ende in 1989 zijn eigen ‘sterrennet’ lanceerde. Hij was het beu om telkens weer met de pet in de hand bij de omroepen te moeten leuren met zijn programma’s, zei hij. Hilversum was veel te armetierig, durfde steeds minder artistieke risico’s te nemen en liet elk seizoen de budgetten krimpen. Van den Ende wilde voor zichzelf beginnen: “Zelf kunnen maken wat ik mooi vind. Volwaardige programma’s, amusement, nieuws. Alles wat ik graag heb gewild.” Lang verhaal kort: de omroepen verbraken alle contracten omdat ze geen zaken meer wilden doen met een producent die een concurrerende zender (TV10) had opgericht, het Commissariaat voor de Media vond een manier om ervoor te zorgen dat TV10 geen toegang tot de kabel kreeg en Van den Ende vond uiteindelijk een nieuw onderdak bij RTL. Waarna ook nog de fusie met het tv-bedrijf van John de Mol volgde.
RTL
Aanvankelijk leken bij RTL de gloriedagen uit het begin weer te kunnen herleven. Joop van den Ende was hofleverancier bij de commerciële zender. Dat gaf hem ruim baan voor alle grote shows die hij wilde maken en ook voor zoiets baanbrekends als de productie van de dagelijkse soapserie Goede tijden, slechte tijden. Zo’n dagelijks drama-halfuur in de vooravond zou in Hilversum volstrekt onmogelijk zijn geweest. Niet alleen vanwege de budgettaire beperkingen, maar ook om het eenvoudige feit dat geen enkele zendgemachtigde toen nog kon beschikken over dagelijkse zendtijd. Maar allengs belandde Van den Ende toch weer in het soort twistgesprekken dat hij ook in Hilversum zo vaak had moeten voeren. De RTL-directie bleek uiteindelijk even zuinig als de omroepen altijd waren geweest. Mede daardoor begon zijn bezieling voor de televisie langzaam maar zeker te tanen. In een spraakmakend interview in de Volkskrant, in 1999, klaagde hij zijn nood over “de verpaupering van het programma-aanbod”. Kort daarna volgde een burn-out die hem maandenlang op nonactief hield – en die tenslotte zijn afscheid van de televisie inluidde.
Big Brother
Dat had ook met Big Brother te maken. John de Mol, zijn toenmalige compagnon in Endemol, kwam ermee aan. Van den Ende zag er niets in. Hij was een man die aan glamour hechtte en aan zorgvuldig geacteerd drama. Big Brother leek hem een typisch voorbeeld van de verpaupering waarover hij sprak. “Ik ben er niet voor gemaakt”, concludeerde hij. “Het boeit me niet.” Maar hij zag wel dat De Mol er veel vertrouwen in had. Toen het programma-idee wegens de hoge kosten bij geen enkele zender welkom leek te zijn, suggereerde hij dan ook dat ze er beiden een paar miljoen gulden eigen geld in zouden steken. Dan zou het programma voor een lagere prijs aan Veronica kunnen worden aangeboden. En dan hoefde Endemol er niet onder te lijden als het zou mislukken. Waarna de realitysoap zo’n omvangrijk internationaal succes werd, dat de beide eigenaren 1,4 miljard euro per persoon konden incasseren toen ze Endemol verkochten aan het Spaanse bedrijf Telefónica.
De Mol nam vervolgens de leiding van Endemol over en Van den Ende trok zich terug. Een deel van zijn pasverworven fortuin besteedde hij aan de oprichting van zijn gloednieuwe theaterbedrijf Stage. Zijn laatste tv-productie, na bijna dertig tropenjaren, was een bewerking van het succesvolle toneelstuk Wilhelmina, je maintiendrai, waarin Anne-Wil Blankers de sterren van de hemel speelde als de oude koningin. Hij beschouwde die productie als zijn “afscheid aan tv-kijkend Nederland”, maar maakte daar verder geen publicitaire drukte over.
Zo kwam er, zonder veel ophef, een eind aan een imposante tv-carrière die nog door niemand is geëvenaard. En daarna koos Joop van den Ende dus toch weer voor het theater.