Harry Knipschild, oud artiesten- en repertoire-manager bij Polydor, stond aan de wieg van het grootste platensucces van Herman van Veen. In dit artikel vertelt hij het verhaal achter Hilversum III.
Herman van Veen (Utrecht, 14 maart 1945) kreeg in de tweede helft van de jaren zestig snel erkenning. In 1968 maakt Nico Knapper drie tv-programma’s met de jonge artiest. Weldra stond hij in de hitlijsten met songs van Leonard Cohen (Suzanne) en Michel Legrand (Cirkels). In de eerste jaren van zijn platencarrière ging Herman door met het vertolken met andermans muziek. Zo verschenen Liefde van later (Jacques Brel), De vluchteling (Leonard Cohen) en Waar ben je morgen (Pearls Before Swine). Fiets (Girl on a bicycle, Ralph McTell) werd populair bij Arbeidsvitaminen.
Op den duur was Van Veen niet gelukkig met deze aanpak. Hij wilde zich manifesteren met een eigen aanpak en eigen repertoire. Om dat te bereiken zette Van Veen het eigen label Harlekijn op met Adriaan Verstijnen. Het regelmatig verschijnen op de hitlijsten en alle rompslomp eromheen gingen de artiest tegenstaan. Optredens in het theater en het produceren van albums met eigen muziek werden voor hem belangrijker. Een verzoek mijnerzijds om in te haken op de populariteit van Fiets werd resoluut afgewezen.
Maar zonder (succesvolle) singles bleef de verkoop van de albums geleidelijk aan steken. Omdat Harlekijn de opnamen zelf bekostigde gaf dat financiële problemen voor de organisatie, met diverse medewerkers op de loonlijst. De single Opzij (uit De wonderlijke avonturen van Herman van Veen) liet het tegenovergestelde zien. Vanwege de klassering in de Top 40 ging het weer uitstekend met de verkoop van de albums. Een paar jaar later liep de omzet opnieuw terug. Het wekelijkse radioprogramma van Willem Duys op zondagmorgen, waarin Van Veen volop aandacht kreeg, boette aan invloed in. Zonder Hilversum 3 bereikte je het platenkopend publiek slechts mondjesmaat.
Lang scho nimmer g’sehn
Wat konden we doen, vroeg Van Veen, zelf zonder idee. Op zijn instigatie ging ik op zoek naar een geschikte song. In die tijd, begin 1984, was ik als artiesten- en repertoire-manager verantwoordelijk voor de omzet van Nederlands repertoire bij Polydor. Een collega, product-manager Henk Keuter, liet me Lang scho nimmer g’sehn horen, van de Beierse popgroep Haindling. Het was de tijd van de Neue Deutsche Welle, toen acts als de Spider Murphy Gang, Trio, Döf , Nena, Falco en BAP van zich lieten horen. Vanwege het Beiers dialect leek die single onverkoopbaar in ons land. Het was wel een sterke song vonden we beiden. Zou die niet geschikt zijn om in het Nederlands gezongen te worden?
Van Veen wilde de song graag horen, vertelde hij me toen ik hem belde. Dezelfde dag zat ik bij hem op zijn kantoor in Westbroek. Hij was meteen enthousiast en voegde de daad bij het woord. “Aanstaande zondag treed ik in Keulen op. Als jij zorgt dat de multi-track band ergens in een studio beschikbaar is, zing ik hem daar in. De Nederlandse vertaling neem ik zelf voor mijn rekening”, met dat soort woorden namen we afscheid van elkaar. Bij Polydor in West-Duitsland waren ze graag bereid mee te werken aan een Nederlandse bewerking van het rare nummer uit Beieren. Groot was hun verbazing bij het horen van de naam Herman van Veen, die in hun land inmiddels volle zalen trok. Op de medewerking van het Hamburgse bedrijf konden we rekenen. In het centrum van Keulen bevond zich ‘Studio am Dom’. Daar werd op de komst van de bekende artiest gerekend.
Wilmink
Op 25 maart 1984 reed ik in alle vroegte naar Keulen. In een café tegenover de studio kwamen we met een groepje bij elkaar. Het wachten was op de technicus. Om twaalf uur, het afgesproken tijdstip, was er geen spoor van zijn aanwezigheid. Pas ruim een half uur later kwam de man opdagen. Het was laat geworden in de kroeg die nacht en hij had zich niet gerealiseerd dat de zomertijd op deze zondag begonnen was. Bovendien had hij een flinke kater. In de studio hoorde ik voor het eerst de Nederlandse tekst en titel Hilversum III. Herman had aan Willem Wilmink (1936-2003) uitgelegd, vertelde hij me, dat die bruikbaar moest zijn voor Hilversum 3. De Twentenaar had het verzoek nogal letterlijk opgevat en was binnen er een paar dagen in geslaagd het idee uit te werken.
Hoe dan ook, de band lag klaar in Keulen. Het inzingen ging zonder enig probleem. Als ik me goed herinner had Van Veen er minder dan een uur voor nodig om, bij de derde poging, de tekst van Wilmink vlekkeloos te vertolken. Binnen de kortste tijd stonden we buiten.
’s Avonds in Keulen beleefde ik mee hoe de Utrechter een uitverkochte hal in vervoering bracht. En daarna in het donker terug naar Loosdrecht, waar ik woonde. Terug in Nederland zorgde Jurre Haanstra er in de Wisseloord-studio voor dat de stem van Van Veen goed tot zijn recht kwam in de mix. Toen de single op de markt kwam was men vooral bij de Avro enthousiast. Hilversum III werd meteen uitgeroepen tot radio- en tv-tip. Van Veen bevond zich van 2 tot 12 mei voor optredens in Parijs. Het was voor hem onmogelijk naar Hilversum te komen om zijn nieuwe lied voor Toppop te playbacken. Geen nood, de Avro stuurde een team naar de Franse hoofdstad. Op de trappen van de Opéra werd gefilmd. De clip was een succes. Op 23 juni 1984 bereikte Hilversum III een vijfde plaats in de Top 40. Het werd de grootste hit in zijn platencarrière.