Al een aantal keren had Robert Bloemendal zijn vader gevraagd zijn levensverhaal aan hem te vertellen. Er was enige overreding voor nodig, maar uiteindelijk stemde hij er mee in. Die vader was Philip Bloemendal, die veel mensen kenden en kennen als de stem van het Polygoonjournaal en vele andere producties, die hij opluisterde met zijn nog immer onovertroffen stemgeluid.
In de tachtiger jaren wandelen vader en zoon diverse keren door het prachtige Vijlenerbos in Zuid-Limburg. Zoon draagt de recorder, vader houdt de microfoon in zijn hand. De laatste sessie is in 1988. Bij elkaar levert dat zestien uren aan geluidsmateriaal op. Jarenlang blijft het ruwe materiaal op de plank liggen. Onderdelen worden wel gebruikt voor een artikel of radioprogramma, maar veel meer gebeurt er niet. Dat heeft ook alles te maken met de dubbelzinnige relatie die Robert met zijn vader had. Hij twijfelt of hij in staat is met de nodige distantie een leesbaar verhaal te schrijven dat ook voor anderen interessant is.
Coauteur
Als hij erover in gesprek raakt met Rob de Lange, een gepensioneerd sociaalwetenschapper met wie hij bevriend raakt, raadt deze hem aan ‘dat boek’ nou eindelijk eens te gaan schrijven. Uiteindelijk besluiten zij het samen te doen. De Lange wordt coauteur. Pas deze maand, oktober 2022, ruim dertig jaar na de wandelingen in Limburg, verschijnt De stem van mijn vader, het wonderlijke leven van Philip Bloemendal.
Philip Bloemendal wordt in 1918 geboren als kind van Louis Bloemendal en Rebecka Zilverberg. Beiden zijn afkomstig uit het orthodox-Joodse milieu. Vader heeft een koosjere slagerij in Scheveningen, later ook in Zandvoort. Hij overlijdt op 32-jarige leeftijd aan tuberculose. Datzelfde lot treft ook Philips’ zusje Bertha. Zij wordt maar negen maanden oud. Eerder was al de na Philip geboren Hartog – eveneens negen maanden oud – over- leden aan een tuberculeuze hersenvliesontsteking. Zo blijft Philip over met zijn broertje Harry en zijn vrome moeder, die altijd wel koosjer kookte. Dat wil onder andere zeggen dat je melk en vlees gescheiden houdt. Op het Kennemer Lyceum in Overveen behaalt de jonge Bloemendal het HBS-diploma. Voor wiskunde krijgt hij lage cijfers, in talen blinkt hij uit, hetgeen hem later van pas zal komen.
Bij het Amsterdamse textielbedrijf SIDVA (S.I. de Vries), zijn tweede baan na een korte periode elders in dezelfde sector, moet hij op zaterdag werken. Zijn moeder heeft daar moeite mee en laat hem beloven dat hij alleen de echt noodzakelijk dingen doet. Philip blijft stiekem toch doen wat verboden is: geld uitgeven, reizen, roken en eten waar het niet koosjer is.
Militaire dienst
In 1937 wordt hij opgeroepen voor de militaire dienst en ingelijfd bij het 21ste regiment van de infanterie in Amersfoort. Hij ervaart die periode niet als vervelend. Sportief bezig zijn en schieten op de Leusderheide bevallen hem wel. Bovendien rookt korporaal Philip zich volgens eigen zeggen “te pletter”. “Ik heb altijd meegegeten met wat de pot schafte, dus niet koosjer. Ik dwaalde langzaam van het geloof af en ging ook minder naar de sjoel, het interesseerde mij steeds minder, ik vond het allemaal flauwekul”.
Na de diensttijd terug naar de firma De Vries, waar hij juffrouw Bakker, zijn latere echtgenote ontmoet, verkoopster op de fourniturenafdeling. Philip is meteen weg van Martha, oftewel Map, zoals ze door bekenden wordt genoemd. Ze is vier jaar ouder en ook meer ervaren in de liefde zoals hij met enige jaloezie constateert.
In de zomer van 1939 wordt de algehele mobilisatie afgekondigd. Philip en zijn manschappen worden via Leusden naar Rotterdam getransporteerd. Aan de spoordijk in Schiedam aanschouwen ze met verbijstering en ongeloof het bombardement op Rotterdam. De grond golft onder hun voeten. Nederland capituleert. Enkele dagen worden de militairen uit Leusden als krijgsgevangenen vastgehouden, maar uiteindelijk worden ze vrijgelaten omdat Hitler dan nog wat vriendelijk probeert te zijn tegenover het Nederlandse ‘broedervolk’.
Diepe sporen
De oorlog laat diepe sporen na. In de oude Jodenbuurt in Amsterdam waar de familie inmiddels woont, wordt zijn moeder Rebecka samen met haar ongetrouwde zus Roosje in 1942 opgepakt. Ze worden gedeporteerd en vergast in Auschwitz. Broer Harry, die lid was van de Joodse Raad, probeert moeder en tante nog tevergeefs vrij te krijgen in kamp Westerbork. Op een briefkaart van moeder, die ze uit de trein heeft gegooid staat: “Het is hillig”, Jiddisch voor ellendig. Ook schrijft ze: “Zorg dat je hasjeweine komt. Maak dat je wegkomt”. Philip heeft die kaart zijn leven lang bewaard, een laatste sprekende getuigenis uit de hel.
In Amsterdam wordt de grond hem ook te heet onder de voeten. Hij duikt onder in Enkhuizen. Zijn broer Harry wordt uiteindelijk eveneens gearresteerd, weggevoerd en in Auschwitz vermoord. Als Philips’ onderduikadres wordt verraden, keert hij terug naar Amsterdam om zich bij Map te voegen. Tijdens de hongerwinter maakt hij per fiets of lopend lange tochten om voedsel te vergaren. Als ruilmiddel gebruikt hij spullen die Map voor haar uitzet heeft gespaard, zoals handdoeken, theedoeken, stofdoeken en lappen stof.
Na de bevrijding meldt hij zich weer bij de firma S.I. de Vries om bedroefd te constateren dat veel Joodse medewerkers niet meer in leven zijn. Map wil trouwen, maar Philip heeft daar weinig zin in. Hij heeft de vrijheid geproefd, ook op seksueel gebied en heeft geen zin om zich te binden. Onder druk van zijn omgeving doet hij het echter toch.
Advertentie
In augustus 1945 ziet hij een advertentie in de Maasbode, waarin staat dat Radio Omroep Herrijzend Nederland een omroeper zoekt. Zijn vrouw raadt hem aan te solliciteren. “Je hebt zo’n goede stem door de telefoon. Die zou voor de radio ook best eens goed kunnen zijn”. Philip schrijft vrijblijvend een sollicitatiebrief. Het is een enigszins overmoedige actie want hij voldoet niet aan eisen als ‘journalistieke ervaring’ en ‘uitgebreide muzikale kennis’.
Desalniettemin krijgt hij een uitnodiging om zich te melden in de AVRO-studio in Hilversum. Als hij daar arriveert, blijken er nog tientallen andere sollicitanten te zijn en achteraf hoort hij dat in totaal 450 mensen hebben gesolliciteerd. Van de andere aanwezigen hoort hij dat het salaris 125 gulden in de maand is. Hij concludeert dat hij zich dan niet druk hoeft te maken, want hij verdient op dat moment bij de firma De Vries 200 gulden per maand. Dus als hij niet wordt uitgekozen, is hij beter af. Het leidt ertoe dat hij volledig relaxed is. Er komt iemand met een tekst, die hij moet voorlezen. Als hij klaar is, is de reactie: “Dat was helemaal niet gek, meneer Bloemendal, zoudt u even willen wachten?”. Vervolgens wordt hem gevraagd de nieuwsberichten van die ochtend ook even voor te lezen. Daarna stappen twee mannen de opnamekamer binnen. Zij zijn gekleed in militaire uniformen, want radio valt in die tijd nog onder het militair gezag. Ze zijn laaiend enthousiast. Ze zeggen: “U bent niet geschikt als omroeper, maar u bent precies wat wij zoeken als nieuwslezer. U hebt een vlakke modulatie en dat is wat wij willen”. Ze willen graag dat hij ogenblikkelijk in dienst treedt.
Het salaris van 125 gulden is echter een probleem. Philip maakt hen duidelijk dat hij getrouwd is en kostwinner en in Amsterdam woont. Hij zegt dat hij het zich niet kan permitteren om van 200 gulden per maand terug te gaan naar 125. Dat begrijpen de heren. Vervolgens stellen ze Bloemendal voor om de werkzaamheden in de avonduren uit te voeren. Omdat hij tot zes uur in Amsterdam werkt, wordt afgesproken dat het vervoer naar Hilversum wordt geregeld. Dan kan Philip het nieuws lezen om zeven, acht, tien en elf uur. Vanaf september 1945 staat er elk dag om zes uur een auto met chauffeur voor de deur bij S.I. de Vries.
Het is een ongekende status voor zo’n jonge man. Het stijgt hem wellicht ook een beetje naar het hoofd. Op de Berlagebrug vraagt hij de chauffeur uit te kijken naar knappe liftsters, die hij dan een lift aanbiedt. Als zo’n meisje dan instapt, schept Philip op over wat hij doet en vraagt of ze ’s avonds nog terug willen. Vervolgens spreekt hij af om haar mee terug te nemen. Hij zegt dan ook nog: “Dan moet je wel naar me luisteren als ik op de radio ben”. Op die manier heeft hij naar eigen zeggen “veel scharrels opgedaan”. Hij is “een jonge wilde” van 27 jaar en de verleidingen zijn groot. Zelf verklaart hij dat gedrag tegenover zijn zoon als een zucht naar avontuur.
Valeriaan
Het nieuwslezen gaat hem goed af. Hij steekt veel tijd in de voorbereiding van de teksten. In de begintijd is hij wel behoorlijk nerveus. Om zich rustiger te voelen neemt hij vlak voor de uitzending een paar druppels valeriaan. De Wereldomroep biedt hem in die tijd een vaste baan aan, maar hij kiest voor het hogere salaris van Polygoon in Haarlem. In juli 1946 gaat hij aan de slag als assistent-redacteur/commentator. In de begintijd moet hij teksten schrijven en inspreken bij 35mm films, die door anderen gemonteerd zijn. Uit zuinigheid moet dat gebeuren bij filmrollen die hij alleen in negatief ziet. Er is geen geld om vervangbare werkkopieën te maken.
Later monteert Philip zelf. Hij leert van zijn eigen fouten en die van cameramannen, zoals het niet maken van tussenshots en het ontbreken van continuïteit bijvoorbeeld van long shot naar close-up naar super close-up. Het geluid wordt in die jaren direct op de film opgenomen. De magneetband voor geluid bestaat nog niet. Dus als het inspreekproces wordt verstoord, moet er opnieuw begonnen worden. Polygoon brengt Nederlands nieuws en wereldnieuws. Elke week is er Nederlands nieuws dat 11 minuten duurt. Daarvan worden 130 kopieën gemaakt. Het wereldnieuws wordt geproduceerd door uitruil met buitenlandse bedrijven. Ook daarover ontfermt Bloemendal zich na enige tijd.
Naast die dagelijkse bezigheden is Bloemendal actief in Hilversum. Hij doet mee aan tal van spelletjes en spreekt een weekoverzicht in. Zoals hij zelf zegt: “Ik schnabbelde mij te pletter”. In het Guinness Book of Records van 1982 staat Bloemendal vermeld als langst zittende commentator bij filmjournaals. Hoogepunten in zijn carrière zijn voor hem de troonsafstand van koningin Wilhelmina in 1948, de Watersnoodramp in 1953 en de Olympisch Spelen van Mexico in 1968.
Dieptepunten
Als dieptepunten in zijn leven noemt Philip met name de ruzies met zijn vrouw, de moeder van zijn kinderen. Schrijver Robert Bloemendal stelt ook vast dat hij zijn vader heeft gemist in zijn jonge jaren omdat deze vaak niet thuis was. Elke avond voordat hij ging slapen legt hij een briefje op de trap met daarop een vraag aan Flip, zoals hij zijn vader noemde. “Wanneer ik dan de volgende ochtend naar beneden ging, stond er altijd een antwoord op. Hij lag dan nog te slapen en ik ging naar school”. Gesprekken tussen vader en zoon waren zeldzaam, zo blijkt.
Uiteindelijk komt aan het huwelijk een einde. Een relatie die romantisch begint, een aantal zware jaren overleeft en tegenslagen overwint, maar die eindigt omdat de echtelieden uit elkaar zijn gegroeid. Philip gaat bij zijn vriendin Mieke wonen, met wie hij al geruime tijd een relatie heeft. Ze is zijn secretaresse bij Polygoon en bepaald geen eendagsvlinder.
Zwaar weer
In de jaren zestig raakt Polygoon in zwaar weer. De televisie-journaals hebben hun intrede gedaan en er zijn bioscopen die geen Polygoonjournaals meer vertonen. In 1963 maakt Polygoon bekend dat het bedrijf met de bioscoop-journaals moet stoppen omdat het de productiekosten niet meer kan opbrengen. Vanuit de Tweede Kamer komt een voorstel tot financiële steun. Die hulp komt er. In ruil daarvoor wordt de Rijksvoorlichtingsdienst mede-eigenaar van het beeldmateriaal. Polygoon is gered maar het journaal wordt als nieuwsmedium langzaam naar de marge gedrongen.
Philip is dan hoofdredacteur maar ook het enige lid van de redactie. Er moet ernstig beknibbeld worden. De smaak van het publiek verandert. De kritiek op Polygoon is dat het journaal te weinig hard nieuws brengt. Dat is in feite ook zo. De redactie wil het nieuws lichtvoetig en luchtig houden. Philip daarover: “In tegenstelling tot wat ik laatst hoorde van een journalist, die zei dat zij film gebruikten om nieuws te maken, gebruikten wij nieuws om film te maken”.
Menigeen zal nog herinneringen hebben aan de humor waarmee Polygoonjournaal-items doorspekt waren. Bij een onderwerp uit 1951 over de val van het kabinet Drees spreekt Philip het commentaar: “Het kabinet had een wankele basis”. Daarbij wordt een ouderwets kabinet in beeld gebracht met een krakkemikkig onderstel, dat spoedig ter aarde stort: “het kabinet valt”.
Een oud-cameraman herinnert zich: “Twee rollen en een geintje was de boodschap waarmee hij zijn mensen op pad stuurde. Ze moesten zuinig draaien, maar er wel voor zorgen dat er wat te lachen viel, dus alert zijn op grappige situaties. Dan kon Philip in zijn commentaar wel voor een kwinkslag zorgen”. Er zijn anekdotes genoeg. Zoals die keer dat er een nieuwe voetgangerstunnel bij een station wordt geopend. Een cameraman gaat er heen en ziet dat geen voetganger door die tunnel gaat. Hij belt Philip en meldt dat niemand door die tunnel gaat. Waarop Philip geërgerd roept: “Dan maak je een item over het feit dat niemand die tunnel gebruikt”. En zo geschiedt. Het wordt een pakkend item in de bioscoop.
In 1981 wordt Bloemendal directeur van Polygoon. Een paar jaar later wordt de overheidssubsidie stopgezet. Polygoon moet zijn inkomen nu halen uit gesponsorde items met een informatief karakter. Philip bedenkt daarvoor de term ‘infomercial’. Producties uit die tijd zijn de Camel Trophy en langere films over 100 jaar Concertgebouw en 75 jaar Bank van de Nederlandse gemeenten.
In 1992 bouwt Philip af bij Polygoon. Tot op hoge leeftijd blijft hij inspreken. Vlak voordat hij ziek wordt, neemt hij nog enkele spotjes voor zijn rekening. Hij kan en wil niet stoppen. Tijdens zijn uitvaart zegt zoon Robert: “Je hoeft niet meer in te spreken, je hoeft niet meer bang te zijn dat men je vergeet”. Dé stem van Nederland zwijgt voorgoed. Vergeten is hij nog niet.
De stem van mijn vader. Het wonderlijke leven van Philip Bloemendal is verschenen bij uitgeverij Koninklijke Van Gorcum in Assen. Het is geschreven door Robert Bloemendal en Rob de Lange.
Op tal van plaatsen in de tekst zijn QR-codes afgedrukt. Deze kunnen worden uitgelezen met de QR-reader van bijvoorbeeld een smartphone of een tablet. De codes zijn via internet gelinkt aan beelden en geluidsopnames in het archief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum. Ze ondersteunen en illustreren de gedrukte tekst of vullen die aan.