Sinds de introductie van de Nederlandse televisie in 1951 heeft menig goochelaar zijn kunsten via het beeldscherm vertoond. Bekende namen uit ons land zoals Adrie van Oorschot, Fred Kaps, Hans Kazan en Hans Klok of hun buitenlandse collega’s Tommy Cooper of Uri Geller hebben het publiek in de huiskamer vermaakt met hun trucs.
Opvallend is het onderscheid tussen goochelaars en illusionisten. Beperkt de eerste categorie zich meestal tot kleine handelingen met speelkaarten, metalen ringen, touw of doekjes, de illusionist staat voor voorspellen, telekinese of gedachtenraden. Een goochelaar nodigt vaak iemand uit het publiek uit; de illusionist heeft een eigen assistent.
Adrie van Oorschot (1920-2004)
Een zeer veelzijdig man die naast goochelaar ook optrad als imitator, buikspreker en acteur. Als Sinterklaas jarenlang onherkenbaar achter een witte baard en met een mijter op het hoofd. Vanaf 1956 legt hij vier jaar lang de jeugd goocheltrucs uit in een door Wim Bary geregisseerd KRO-programma. Vergezeld door zijn Chinese bediende Liang, een rol gespeeld door Gerard Heystee, toont Van Oorschot in 48 afleveringen kinderen de eerste stappen op het gebied van de magie. Hij leert de trucjes aan Tommy Verstoep (Dicky Bos). Ook zijn dochter Mieke van Oorschot krijgt als buurmeisje een rolletje. In 1957 verschijnt een door Han Bentz van den Berg en Van Oorschot samengesteld boek. Uitgeverij Holkema & Warendorf introduceert het geillustreerde boekje van 180 bladzijden waarin de kneepjes haarfijn worden uitgelegd. Afbeeldingen van de hoofdrolspelers verschijnen in het Radio & T.V. Kwartet.
Fred Kaps (1926-1980)
Onder deze artiestennaam verwerft Rotterdammer Bram Bongers onder volwassenen een bekende naam bij tv-kijkend Nederland. De vaak in rokkostuum optredende drievoudige wereldkampioen krijgt in 1961 zelfs een eigen programma voor de AVRO: In de Kap(s)salon of Fred Kap(s) salon. Dankzij zijn vingervlugheid laat Kaps speelkaarten, munten of balletjes verdwijnen en verschijnen. Werken voor een televisiecamera brengt risico’s met zich mee, omdat een verkeerde instelling de hele truc in het water doet vallen. In 1965 is Kaps blij met de komst van kleurentelevisie. Voortaan hoeft hij geen rekening te houden met de selectie van zijn acts. De kleur van speelkaarten en doeken is voortaan geen probleem meer.
Hans Kazan (1953)
Gezien zijn leeftijd behoort Kazan tot de naoorlogse generatie. Kazan, oorspronkelijke naam Hans Mulders, weet in 1973 in Parijs in de categorie illusionisme de derde prijs te winnen. Zijn debuut op het scherm maakt hij in 1978 in het jongerenprogramma Ren je rot, later gevolgd door een eigen goochelshow bij de TROS. Presentator Martin Brozius kondigt hem aan met de welluidende woorden: “Hier is de man, die alles kan…Hans Kazan!” Gedurende zeven jaar weet Kazan – getooid met vlinderdas – zijn publiek te boeien. Als gevolg van zijn succes brengt Kazan in 1980 het Ren je rot-goochelboek uit. Vervolgens is hij bij de commerciële televisie jarenlang de presentator van het spelprogramma Prijzenslag. In 2006 stopt Kazan met tv-optreden; na dertig jaar vindt hij het genoeg. Zijn zoons Oscar en Renzo treden in de voersporen van hun vader.
Hans Klok (1969)
Na het behalen van het Nederlands en Europees jeugdkampioenschap is de jeugdige Klok een graag geziene gast in Hilversum. Regelmatig verschijnt hij op buis. In 1993 is hij onder andere te gast in de André van Duin Revue. Hoewel hij al bekend was vanwege diverse theateroptredens betekent dit zijn definitieve doorbraak. Klok blijkt vooral de man met een voorliefde voor spektakel. Zo laat hij publiekelijk tijdens een van zijn shows onder meer een Mercedes verdwijnen. De coronaperiode en het overlijden van zijn assistente dwingen Klok tot een carrièreswitch. Terug uit Las Vegas ambieert Klok na veertig jaar werkzaam als illusionist een verandering. Gesprekspartner voor zijn nieuwe plannen zijn productiebedrijven als Vincent TV en Talpa.
Uiteraard zijn ook buitenlandse goochelaars en illusionisten voor de kijker geen onbekenden. Uri Geller (de man van de omgebogen lepels), David Berglas, door Fred Kaps geïntroduceerd, maar vooral Tommy Cooper zijn in ons gemeenschappelijk geheugen gegrift. Vooral de grinnikende Brit met de vuurrode fez, die op 63-jarige leeftijd dood neervalt tijdens een liveact.
Foto: Adrie van Oorschot presenteerde ook het populairwetenschappelijke KRO-programma Ik zou wel eens willen weten (foto Beeld en Geluid)
Handig jongetje – door Ab Meester
Ab Meester was vroeger niet alleen hoofd Documentatie van de AVRO, hij trad ook op als muzikant. Dat leidde tot een gedenkwaardige ontmoeting met een handige jongen.
Het was in de tijd dat artiesten nog vrijwel uitsluitend werden begeleid met livemuziek. Uitzondering was toen André van Duin die met zijn Revoxrecorder zijn eigen geluid produceerde. Ik werkte als basgitarist in een combo van pianist Piet Daalhuisen. Piet was ook hoofd amusement bij de TROS. Ook ik was ambulant musicus, om reden dat ik een vaste baan had bij de AVRO. De AVRO en de TROS waren toen nog concurrenten maar Piet en ik hadden daar geen probleem mee. Wij moesten op een gegeven dag optreden in een tehuis in het Gooi. Ik meen dat het een bejaardentehuis was en het zal ongetwijfeld een pro deo-optreden zijn geweest. Ook kwamen er artiesten die wij moesten begeleiden. Wat ik mij kan herinneren, was dat er een jong jongetje bij was dat een stukje zou goochelen. Dat deed hij heel handig en ik vertelde hem dat het leuk was. Tegen mij zei hij dat hij goochelaar van beroep wilde worden en veel leerde om deel te kunnen nemen aan een jeugdkampioenschap goochelen. Ik vond dat bewonderenswaardig, want veel jongens van zijn leeftijd wilden later liever voetballer worden.
Mijn ervaringen in de beroepsmuziekwereld deelde ik nog wel eens met AVRO-collega’s zoals Gerrit den Braber, die toen hoofd amusement radio was. Maar over het goochel-jongetje dacht ik dat het een bijzonder onderwerp voor een tv-programma zou kunnen zijn. Want om beroepsgoochelaar te willen worden was iets aparts en als dat zou mislukken dan had je nog het onderwerp van een ineengestorte jongensdroom. Ik kreeg zijn adres en ging daarmee naar een AVRO-collega die een leidinggevende programmafunctie had en met wie ik goed kon opschieten. Uit piëteit zal ik vanwege zijn later overlijden geen naam noemen. Hij vond het een prima idee en zou contact opnemen met een programmamaker die het project zou kunnen uitvoeren. Uiteraard heb ik dit uit concurrentieoverweging niet aan Piet Daalhuisen verteld.
Inmiddels had ik contact opgenomen met de moeder van het jongetje om mijn idee uit te leggen. En prompt kreeg ik een videofilmpje toegestuurd waar in het jongetje goocheltrucjes deed met op de achtergrond een klein decor. Ik gaf het door aan mijn collega. Aangezien ik niet opdringerig wilde zijn om te weten wat het resultaat zou kunnen zijn, wachtte ik rustig af. Maar na twee maanden had ik nog niets vernomen en nam ik toch maar weer contact op over het onderwerp om te weten hoe het met mijn idee was. Ja, zei mijn collega, dat jongetje zit inmiddels bij de opleiding van Joop van den Ende en aangezien die ook voor de AVRO werkte zou hij met Joop wel het e.e.a. kunnen regelen. Weer geduldig afgewacht en toen ik na een paar maanden weer niets had gehoord heb ik de moed maar opgegeven en heb ik het onderwerp niet meer aangehaald. Maar wie was eigenlijk dat kleine jongetje? Hans Klok.