In gesprek met cameraman Cor de Jager

In het leven van cameraman, samensteller en regisseur Cor de Jager speelt toeval een grote rol. Hij is niet bepaald van meet af aan met een camera in zijn broekzak of knoopsgat geboren. Zijn eerste levensjaren startten niet echt rooskleurig. Al op zeer jeugdige leeftijd overleed zijn moeder en raakte hij naar eigen zeggen een beetje stuurloos. Na moeizame jaren op de Ambachtsschool zocht zijn vader naarstig naar een goede vervolgopleiding voor zijn zoon en stuurde hem naar de MULO, maar dat bleek de jonge Cor helemáál niet te boeien. Na nog een tussenstop in de instrumentmakerij startte Cor als leerling bij een firma die brandstofpompen maakte, Duiker in Rijswijk.

Cor als leerling bij een firma die brandstofpompen maakte, Duiker in Rijswijk

En daar kwam het geluk om de hoek kijken, want die firma kreeg in de Wederopbouwtijd een hele grote order van de Stichting Nederlandse Onderwijsfilm (NOF) om filmprojectoren te maken voor onderwijsdoeleinden.  En daar was een eerste echte klik bij Cor, dat leek hem wel wat. Collega lid van de Ouwe Jongens Club Kees van Langeraad die ooit bij de NOF werkte, kan zich trouwens die megaorder nog goed herinneren.

Bij dezelfde fabrikant werkte een man die wel wat in Cor zag als bioscoopoperateur. En zo rolde de jonge De Jager via het Studiotheater aan de Haagse Kettingstraat weer een stapje dichter naar de wereld van de camera’s. Daar kreeg de piepjonge leerling het opmerkelijke advies om zijn schoenhakken wat te verhogen zodat hij overal goed bij kon en…hij wat ouder leek. Er werd in die tijd namelijk nog streng gecontroleerd door de Filmkeuring op 18+ films, óók in de cabine… Overigens een gevaarlijke job ook vanwege het zeer licht ontvlambare filmmateriaal. Daarom hoorde ook een brandweerdiploma tot de standaarduitrusting van de operateurs. Bij het op- en afspoelen van de filmrol kon een statische ontlading de hele filmcabine zomaar in lichterlaaie zetten, het geen ook zeer frequent gebeurde. Cor werd van leerling al snel 2e- en ook 1ste operateur en kon uiteindelijk via de bedrijfsleider doorstromen naar Profilti, de Filmstudio (1922-1959) die een 1ste operateur zocht. Daar doorliep De Jager opnieuw een opleiding, vanaf het laboratorium het hele bedrijf door. Mixage, ontwikkelen, kleurgradering, álles wat een laborant moest weten.

Cor moest eerst nog wel in dienst en werd op de Marinewerf in Amsterdam als stoker ingedeeld. Ook hier lachte het geluk hem tegemoet want hij kon met het operateursdiploma in de achterzak allerlei filmvoorstellingen verzorgen met ook twee keer per week een bioscoopavond. Door die avonddiensten was de hij ook vrijgesteld van het gebruikelijke wachtlopen op onregelmatige tijden en kon hij gewoon op de vrije avonden naar zijn ouderlijk huis in Den Haag. Daarnaast ging hij met wervingsofficieren op pad om met voorlichtingsfilms jonge adelborsten voor de Marine te werven op de HBS, het Atheneum en het Gymnasium. En zo toerde de jonge matroos/stoker De Jager in een auto met chauffeur door de regio. De 21 maanden vlogen om, waarbij hij de laatste maanden vanwege een bevordering toch nog wat vaaruren als ‘stoker’ moest maken. En weer stond even het element vuur in Cor’s leven centraal.

Cor de Jager werkte bij Profilti in Den Haag als operateur-geluid op de afdeling nasynchronisatie

Onderweg
Na de diensttijd kwam hij terug bij Profilti in Den Haag en werd daar geplaatst als operateur-geluid op de afdeling nasynchronisatie. Dat was geen dagtaak, dus moest Cor ook wel eens invallen op andere afdelingen zoals bij de projectie van binnengekomen ruw filmmateriaal van de cameramensen. Later werd dat de negatiefafdeling waar de verschillende fragmenten op negatief bij elkaar werden gezocht en zo in de definitieve montagevolgorde werden gezet. Daar had Cor wederom geluk; hij ontmoette de toen al bekende cineast Bert Haanstra (1916-1997). Haanstra had net een (commerciële-) opdracht gekregen van de BPM (Bataafse Petroleum Maatschappij) om een serie films over de oliewinning in Indonesië te maken, die bij Profilti werden gemonteerd en afgewerkt. Dat was dus een schot in de roos voor Cor, want dát deed de definitieve vonk voor het camerawerk overslaan. Hij kon daar ook als camera- assistent een interne opleiding tot cameraman starten. Toentertijd samen met Theo Ordeman, de latere regisseur. Via Kees Kerkhof, een oude rot in het vak, rolde Cor steeds verder in de richting van het camerawerk.

In die periode ontstond door de komst van televisie ook de combinatie tele-film. De tot dan toe zeer diverse combinatie Polygoon/Profilti/Interfilm en Multifilm werd als conglomeraat van verschillende, gespecialiseerde, productiemaatschappijen overbodig. De directie wilde daarom alles weer tot één bedrijf terugbrengen.  Dat werd Cinecentrum. De immer actieve Hilversumse burgemeester Boot (1902-2002) wilde naast de radio- en televisieomroepen ook dolgraag de filmindustrie naar het Gooi halen. En zo geschiedde en vestigde Cinecentrum zich uiteindelijk in het complex aan de ’s Gravelandseweg en omliggende villa’s. Met als bijkomend voordeel dat alle werknemers rond 1958 een huis toegewezen kregen in Hilversum. Cor ging met zijn toenmalige verloofde naar een maisonnette aan de Karel Doormanlaan.

Alles wat in de tele-film combinatie buiten de televisiestudio om werd vastgelegd, werd nog steeds op film geschoten. Ook omdat toenmalig NOS chef Pieter de Vlaam ‘zijn’ elektronische televisiestudio opnames strikt gescheiden hield van de film. Cor moest in zijn Profilti-tijd ook (op eigen kosten!) een proeffilm maken voor de toenmalige chef cameraman en latere directeur Piet Buis. Deze was streng maar rechtvaardig en liet Cor uiteindelijk toe. Cinecentrum had zes camerateams, met collega’s als Piet Kaart, Wim Bosboom, Frans Verheij, Fred Romeijn en Piet Alsemgeest. Deze teams verrichtten later in de tele-filmperiode  al het buiten-de-deur filmwerk in dienst van de diverse omroepen met eigen (film-) apparatuur. Cor werd uiteindelijk op 23-jarige leeftijd de zesde man die dit team versterkte, nog nauwelijks ervaren. Hij had tot dan toe wel ervaring opgedaan met het maken van reserveshots bij nieuwsitems.

Doorbraak
Maar er komt altijd een dag dat je toch serieus aan de bak moet. Zo werd hij op pad gestuurd voor een NTS-journaalbijdrage over het besluit van de Amsterdamse gemeenteraad tot inrichting van de voormalige Hollandsche Schouwburg in Amsterdam tot nationaal Joods herdenkingsmonument voor de slachtoffers van de Holocaust. Met meteen een prima resultaat. Hoofdredacteur Carel Enkelaar, zijn adjunct Roel Rensen en cutter Tom Majoor waren zeer enthousiast over de bijzondere wijze waarop Cor dit gevoelige onderwerp in beeld bracht. Je kunt gerust van een doorbraak spreken. Cameravoering, tussenshots, het hele filmische opnamespectrum; alles viel op z’n zeer gewaardeerde plaats. Cor kreeg steeds meer opdrachten en verzoeken van omroepen, toen nog zonder EO en TROS.

Er volgden ook grotere producties. In totaal zouden dat er zeker 30 worden, geen enkele heeft bij Cor een negatieve herinnering achtergelaten. Zo werkte hij met Manus van der Kamp aan internationale producties in bijvoorbeeld India, waar ze samen een internationaal in de prijzen gevallen documentaire samenstelden over het (zendings-)werk van Pater Van der Valk. Het juryrapport van het Festival in Monte Carlo  prees “…de gave verwezenlijking van een keiharde reportage, die een gedicht in filmvorm was”. Hier leerde Cor ook de emotionele kant van het camerawerk kennen. Er zit weliswaar een lens tussen jou en het onderwerp, maar je blijft voor alles toch ook een mens achter de lens.

Een andere productie die De Jager zich herinnert: Stuntteam Whisky Four (VARA) met spectaculaire luchtopnamen waarvoor hij alle loopings en andere luchtstunts van de vier toestellen meemaakte, inclusief een gezondheidscontrole en instructies voor de schietstoel en parachutegebruik. Triest is dat in 1965 twee toestellen uit het team boven Woensdrecht verongelukten. Toen twee jaar later nog een toestel verongelukte, werd het team van de koninklijke Luchtmacht opgeheven.

Ook andere continenten volgden nog, Noord- en Zuid Amerika, Afrika, Azië, met Taiwan, Singapore en zelfs drie pasjes in Noord-Korea. Cor werkte nog tot 1965 bij Cinecentrum en stapte toen zoals zoveel ex-cameramensen van Cinecentrum over naar de publieke omroep: Bij de VPRO draaide hij met Dick Verkijk Operatie Barbarossa. Overigens heeft Dick Verkijk (1929) volgens Cor al een grafsteen laten maken met alleen zijn geboortedatum en de volgende gedenkwaardige tekst: “Iets weggooien heb ik nooit kunnen leren, daarom ben ik voor begraven en tegen cremeren. Bij de VPRO werkten we trouwens nog met geleende NOS-apparatuur, waaronder een Maihak geluidsrecorder die je nog moest opwinden (Maihak kende overigens ook nog camera’s met ‘een slinger’). En een camera die ook geen geluid registreerde. Je werkte in je eentje en moest dus alles tegelijk bedienen. Soms moest je dan je camera even in de steek laten, klepje van de zoeker dicht om geen licht bij de film te krijgen, en dan snel naar de slinger van de Maihak en weer terug. Daar is met de komst van de (loodzware) Nagra wel verandering in gekomen, want die ging op batterijen. Als je op reis ging, stond je daar met tal van koffers en dozen. Als je geluk had was er iemand die je hielp.”

AVRO
In 1969 ontmoette Cor AVRO-chef Willem van den Brakel die hem vroeg cameraman bij de Algemeene te worden. Ook hier draaide Cor tal van producties. De serie Deadline over criminele praktijken in Nederland vormde wat Cor betreft de overgang van film naar video. Met een LDK11 camera van Philips. Eigenlijk alleen bedoeld voor studioregistratie. Technisch gezien niet zo gemakkelijk, want met een aparte videorecorder, los én op afstand van de camera én alle met een eigen stroomvoorziening. Cor herinnert zich een vraaggesprek in het criminele circuit van Brabant in nachtelijk Eindhoven in een autocabine. Zo had de regisseur dat althans bedacht. Dat gesprek werd uiteindelijk met veel kunst en vliegwerk opgenomen door de betreffende wagen op een vrachtwagen te rijden en vast te sjorren en met een aangekoppelde aanhanger te verbinden waar de opnameapparatuur geparkeerd was. “Dat ging met een vaste, ijzeren stang want de bedrading voor de stroom van camera en recorder mocht natuurlijk niet knappen door verschil in afstand. Een enorm gedoe. Eigenlijk werkten we toen op een filmische manier met video,” aldus Cor. “Later kregen we de LDK14 en werd het wat gemakkelijker.” Ook voor de regisseur, want waar hij bij de filmregistratie voordien volledig op de cameraman moest vertrouwen, kon hij bij de registratie op video meteen zien of de scène juist gekadreerd was. Een kwestie van simpel meekijken op de monitor. De Jager herinnert zich in dit verband nog het interview van Simon van Collem had met Alfred Hitchcock. “Kijkt u wel eens door de camera?’ “Nooit”, antwoorde Hitchcock. “De mensen in de bioscoop kunnen tenslotte vooraf ook niet door de camera kijken.” De meester tekende elk shot daarom vooraf helemaal uit en dat was dan ook meteen zoals het vastgelegd werd. Cor koestert nog steeds in zijn trofeeënkast thuis een souvenir dat hij van de grote meester kreeg: een luciferdoosje met daarop het beroemde zelfportret met de welgevulde contouren van Hitchcock. Over de latere samenwerking met Simon van Collem straks meer.

Ontdek je Plekje
Zoals het bij Hitchcock ging met zijn vaste crew waarop hij kon vertrouwen, zo  ging dat ook in Nederland. Cor noemt als voorbeeld zijn jarenlange samenwerking met Joop Scheltens waarmee hij voor de AVRO talloze afleveringen van Ontdek je Plekje opnam. De serie van 94 afleveringen van elk tien minuten werd bedacht door Ger Lugtenburg die er aanvankelijk een soort dagsluiting aan het eind van de avond in zag. De serie werd uitgezonden tussen 1972 en 1992. Joop kwam van oorsprong niet uit het film- en regie-vak, dus Cor moest ook hem eerst de do’s en dont’s van het vak bijbrengen.

Het programma met prachtige lange shots in mooi licht van pittoreske stadjes en dorpen werd ooit in de krant vermeld als: “Een heerlijke leugen”. En dat was het ook: want sommige locaties werden opgeleukt met hulpstukken uit de goedgevulde kofferbak van Cor: camouflagenetten, die over hinderlijk geparkeerde auto’s en verkeersborden werden gedrapeerd, afplakband in alle kleuren van de regenboog die op palen en andere storende glinsterdingen werden geplakt. Joops zuster had zelfs doeken in de kleur van bakstenen gemaakt om graffiti of andere scabreuze teksten mee te bedekken en met het kadreren van de shots viel die éne auto altijd nét buiten beeld. En…altijd handig: een bezem bij de hand. Soms op een aflevering speciaal verzoek van een ambitieuze burgemeester, zoals in Geertruidenberg. Joop gaf na een productiebezoek aan dat er op het centrale plein daar veel te veel auto’s stonden, waarop de burgemeester beloofde het plein bij de opnames voor twee dagen te ontruimen en zo geschiedde. Inwoners schreven later brieven naar de lokale krant met het verzoek of het zo niet altijd kon blijven, aldus Joop.

Scheltens zei ook: “De plekjes bestaan niet echt, maar ik maak er een sprookje van voor de mensen die het willen zien.” En zo was het. Televisiefilm en een illusie waarbij je heerlijk kon wegdromen. Overigens zochten Joop en Cor alle locaties uit door eenvoudig met de hand voor ogen en de Bosatlas opengeslagen op de kaart van Nederland blindelings een plaats aan te prikken. Joop had dan een dik kunstgeschiedenisboek bij zich en wanneer de getrokken plaats van voldoende kunsthistorisch (film-) materiaal voorzien was, werd dat de plek voor de volgende aflevering. Altijd voorafgegaan door een lunch met plaatselijke kroketten of gebakken vis die Joop altijd voorzag van een cijfer: “Nou dit was een schamel viertje hoor!” De lokale horecaondernemer kreeg steevast te horen dat de heren bezig waren met een groot krokettenboek. In één geval werd gevraagd (Cor weet niet of het nu om een 4-tje of mager 5-je ging) of het tweetal nog eens terug wilde komen op een vast afgesproken dag en tijd, kennelijk om culinair revanche te nemen.

Cor met zijn naam bordje dat altijd in beeld werd gebracht. Ontdek je Plekje met regisseur en presentator Joop Scheltens werd tussen 1972 en 1992 bij de AVRO uitgezonden.
Cor met zijn naambordje dat altijd in beeld werd gebracht. Ontdek je Plekje met regisseur en presentator Joop Scheltens werd tussen 1972 en 1992 bij de AVRO uitgezonden. Foto: Albert Bek

Sport
Later maakte hij voor de AVRO met Ruud ter Weyden, Frits Suèr en Wim Jesse portretten van beroemde sporters als Peter Post, Jan Raas en Eddy Merckx en documentaires, zoals over het dopinggebruik in de toenmalige DDR. Nog in de tijd van de filmcamera ging Cor op pad met commentatoren als ex-topatleet Frits de Ruijter en Bep Bakhuys en verslaggevers Frans Henrichs en Herman Kuiphof voor Sport in Beeld. De voorloper van Studio Sport was aanvankelijk een gezamenlijke programma van de AVRO, VARA, VPRO en KRO en werd tussen 1959 en 1966 wekelijks op zondag uitgezonden.

Cor: “Overigens -we werkten toen nog met filmrollen, waarbij de strikte opdracht luidde om bijvoorbeeld bij voetbalwedstrijden er maar één van per wedstrijdhelft te gebruiken. Er was er één van 120 meter (10 minuten) en als reserve die van 30 meter (2 ½ minuut). Het was telkens nogal ‘trickywant je werd geacht alle doelpunten of andere hoogtepunten vast te leggen. Je ontwikkelde daar wel een soort voorgevoel voor. Je keek natuurlijk voortdurend in de zoeker (geen pretje aldus Cor) en maakte gebruik van een gunstig standpunt op het dak van het stadion. Na de eerste helft werd de eerste filmrol dan opgehaald door een taxi die hem naar de ontwikkelcentrale op Wisseloord bracht en de tweede helft nam je zelf mee. Daarna monteerde je het tot één geheel voor de uitzending van half tien ’s avonds. Je maakte ook wat publieksshots voor de montage, maar soms had je die gewoon niet en dan vroeg je aan collega camerateams om reserve publieksshots. In de hoop dat je voor een wedstrijd in de Kuip niet per ongeluk Bakker van Wierum uit Dalfsen bij Zwolsche Boys in beeld had. Korfbal was in dat opzicht beeld-technisch een makkie, want bij deze sport regende het doelpunten,  waardoor je altijd een paar ‘reserveshots’ van die bal door het mandje kon maken en later kon inmonteren en nooit zoals bij voetbal dat ene doelpunt mistte.”

Regie
In 1976 ging De Jager op regiecursus van een half jaar, met een toen nog breed basispakket: drama, actualiteiten enzovoorts. Vanaf die tijd maakte hij veel programma’s voor de AVRO als cameraman/regisseur, onder anderen met Karel van de Graaf voor de Rallycross en later vanaf 1980 met Vinger aan de Pols met Ria Bremer en de presenterende huisarts Peter Lens. Cor werkte met diverse units vanuit een regiewagen op locatie. Hij ‘deed’ operaties met alles-erop-en eraan. Met sommige van de betrokkenen of nabestaanden heeft hij nog steeds contact.

Cor werkte toentertijd op de afdeling documentaires van Bob Bremer en maakte veel documentaires in zijn opdracht en chef Henk van der Molen. In deze periode werkte De Jager ook nog als gelegenheidsdocent op het toenmalige opleidingscentrum Santbergen. Nog een greep uit producties van Cor: Poets van 1969-1972 met Fris Bom en later Fred Oster, artiestenportretten voor Toppop met Rien van Wijk en Ad Visser, Sterrenslag, De Nationale Rijtest, elke vier weken op en neer naar Parijs voor Hier Parijs, hier Jan Brusse en Wereld op Wielen en De Hoogste Versnelling met Fred van der Vlugt.

In 1973 vierde da AVRO het 50 jarig jubileum onder meer met een door Cor gedraaid bijzonder portret van verzetsstrijder Erik Hazelhoff Roelfzema, de ‘Soldaat van Oranje’. Waarvoor Cor opnames in binnen- en buitenland maakte. Van Leiden (waar Hazelhoff studeerde) tot Breda (waar koningin Wilhelmina tijdelijk verbleef; Hazelhoff was haar adjudant) en in Groot-Brittannië,  waar hij onder anderen de verzetsstrijder en Engelandvaarder Peter Tazelaar en Prins Bernhard ontmoette.

En natuurlijk de samenwerking met Simon van Collem met wie Cor heeft samengewerkt in het filmprogramma Avroskoop met vele interviews op locatie met de al eerder genoemde Alfred Hitchcock en een heel scala aan wereldsterren als Shirley Maclain, Rita Hayworth, Burt Lancaster, Peter Ustinov, Roger Moore, Tony Curtis en Sean Connery. Simon nam overigens altijd wat mee voor zijn geïnterviewden, Hollandse kaas, Goudse stroopwafels of dropjes. Zo was er voor Jacques Tati een fles Schiedamse jenever. Helaas heeft die het vliegveld waar ze de Franse acteur/komiek/regisseur troffen niet heelhuids verlaten. Tati was ook in het dagelijks leven een slungelige wat onhandige man die de fles Ketel 1 direct na ontvangst met een zwierige zwaai en klaterend geweld te pletter liet vallen op de stenen vloer van het vliegveld.

De afronding
Het is duidelijk: Cor heeft van elk moment in zijn lange carrière genoten, van het eerste tot het laatste shot om in de termen te blijven. In 1990 werd hij eindredacteur van De Hoogste Versnelling. Na zijn pensioen in 1999 werkte Cor nog als freelancer bij Bob de Jongproducties met voornamelijk autoproducties en -reportages. Om het af te leren.

Alles overziend stelt hij: “Ik kijk met buitengewoon veel plezier en voldoening terug op mijn werk. Werk dat ik eigenlijk niet zo wil noemen; het was een voorrecht dat ik in die lange jaren zóveel bijzondere mensen heb gezien en gefilmd en daarvoor ook op zóveel mooie en verre bestemmingen ben geweest. Na een lange, lange carrière in het vak wil ik ook iedereen bedanken die een bijdrage aan die heerlijke tijd heeft geleverd en mijn volle waardering uitspreken voor de collegiale contacten die ik in al die jaren mocht onderhouden.”

Cor citeert in dit verband nog een krantenartikel: “De toevalligheden in het leven worden vaak bepaald door ogenschijnlijk willekeurige interventies van anderen. En dan zie je achteraf pas hoe één en ander is gelopen; soms bij toeval en zuiver gebaseerd op puur geluk hebben.”

gerelateerde artikelen