Van Omroepmuseum naar Experience naar Mediamuseum
Donderdag 8 februari is het zover: het nieuwe Mediamuseum van Beeld & Geluid gaat open. Aether sprak met Pieter van der Heijden, die met zijn bedrijf XPEX Beeld & Geluid hielp met het concept en ontwerp van de tentoonstelling. Van der Heijden werkte van 1997 tot 2009 bij Beeld & Geluid waar hij verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van de Experience. Daarna startte hij XPEX waarmee hij vele tentoonstellingen maakte. In 2017 werd hij gepolst om een vervanging voor de Experience te helpen realiseren.
Waarom wordt de Experience vervangen? “Bij de opening van de Media Experience op 1 december 2006, had niemand nog een smartphone. YouTube bestond wel maar iedereen dacht: ‘dat kan niets worden.’” Oftewel, de Experience moest al snel aangepast worden aan de actualiteit. “Als ik zou weten wat de volgende media-ontwikkeling zou zijn, dan was ik rijk! Dus het zal nu niet anders zijn, maar we hebben het nieuwe Mediamuseum wel flexibeler proberen te maken; de inhoud is relatief makkelijk aan te passen.”
In 2006 mochten we de Experience geen museum noemen, nu heet het Media- museum. Hoe zit dat? Van der Heijden: “Dat is wel grappig, omdat dit Mediamuseum nog veel meer een experience gaat worden dan de oude Experience ooit was. In 2006 waren we een van de eerste die die term gingen gebruiken, dat heeft ons veel gebracht. Toen we aanklopten voor financiering en medewerking voor een museum over media, lukte dat niet. Zoals Aether-lezers ook weten, is het historisch bewustzijn in deze sector niet zo groot. Maar, zodra we in de powerpoint presentatie het woord ‘museum’ vervingen door ‘experience’ kregen we de handen wél op elkaar. Vijftien jaar later noemt elke tourist trap zich een experience, het is een laagwaardig begrip geworden. De Beeld & Geluid Experience was bovendien de laatste jaren steeds meer een uitje voor kinderen aan het worden. Beeld & Geluid wilde weer iets sterker kennis uitdragen – van hoe media werken, mediawijsheid, de media als bron en creatief product – daar past de term museum beter bij.”
Van Omroepmuseum naar Experience was een grote stap, oud-omroepmedewerkers waren destijds niet onverdeeld enthousiast. Hoe kijk je daar op terug? “Het Omroepmuseum verdient alle respect, het was opgezet door vrijwilligers; die hadden ook iets heel anders met hun tijd kunnen doen. Dus we moeten onze hoed diep afnemen. Maar het had zijn beste tijd gehad en dat was goed te zien in de bezoekcijfers. Daarom namen ze een vlucht naar voren en sloten ze aan bij het toen nog nieuwe instituut wat nu Beeld & Geluid is. We hebben vervolgens een test-tentoonstelling gemaakt: Mediakids. In plaats van de geschiedenis van techniek en productie was het interactief en stonden programma’s centraal. Het Omroepmuseum werd onder de voet gelopen. In vijf maanden kwamen er 70.000 bezoekers op de Oude Amersfoortseweg. Dat was een les om de Experience te gaan richten op een breed publiek, op de inhoud en de rol van media. Het was een harde les, maar we moesten die afslag nemen.”
Zijn er dan nu helemaal geen technische apparaten of andere productionele objecten uit het depot te zien? “Jazeker wel! Per themazone in het Mediamuseum zijn er zo’n tien tot vijftien objecten in vitrines geplaatst die als pars pro toto iets over de ontwikkeling van media vertellen. Mijn favoriet: de pc waarop de mensen van XS4ALL in 1993 hun eerste server bouwden. Een onooglijk ding, maar we vertellen het verhaal over het begin van internet erbij met klassieke tekstbordjes en filmpjes uit het archief. In themazone ‘Verwonderen’ is ruimte om de nieuwste media-ontwikkeling te tonen, dat zal regelmatig vernieuwd worden. Dan komt er op de zevende verdieping – die noemen we ‘Pronken’ – een soort parade van objecten. Nu zijn dat kostuums, van een broekpak van Mies Bouwman tot de jurk die Nikkie de Jager bij het Eurovisie Songfestival droeg. In de toekomst komen daar misschien een rij camera’s of radiotoestellen, dat zal om de zoveel tijd rouleren. Ook bijzonder is dat de centrale ruimte een evenementenvloer wordt, daar kan een deel van de Dutch Media Week of andere media-evenementen plaatsvinden, en je kunt er bijpassende objecten uit het depot tentoonstellen. Tot slot blijft het ‘Open Depot’ te bezoeken, en daar gaat de opstelling regelmatig wisselen.”
Wat ga je na de opening doen? “Ik heb de afgelopen tien jaar met mijn bedrijf XPEX veel tentoonstellingen gemaakt, maar veel groter dan dit Mediamuseum wordt het niet. We hebben er zo’n vijf jaar aan gewerkt. Even uitrusten dus. Maar XPEX is ondertussen ook bezig met andere projecten, dus daar moet ik me dringend weer eens mee gaan bemoeien.”
Hoe ga je straks terugkijken op wat je hier tweemaal hebt neergezet en de betekenis daarvan voor mediageschiedenis? “Wat een vraag!” Van der Heijden moet er even over nadenken. “Toen ik in 1997 bij Beeld en Geluid begon, kregen we regelmatig de vraag: ‘laat eens wat zien’ of ‘stuur maar wat op.’ Bij een gewoon museum loop je dan even door de zalen of een depot in, maar hoe doe je dat als je collectie bestaat uit time based arts? Bedenk dat er destijds niks digitaal was, het raadpleegbaar maken van de collectie was opdracht numero uno. Het instituut is in de tussentijd zo bekend en belangrijk geworden; dat media nu een eigen historisch centrum hebben, daar heb ik een steentje aan bij mogen dragen. Het is tot slot een geruststellende gedachte dat zo’n drie miljoen mensen hier een mooie middag hebben beleefd en hopelijk iets te weten zijn gekomen over media.”